ECLI:NL:TGDKG:2022:8 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/691401 / DW RK 20/522

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:8
Datum uitspraak: 24-01-2022
Datum publicatie: 01-02-2022
Zaaknummer(s): C/13/691401 / DW RK 20/522
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet duidelijk is geworden op grond van welke notariële akte het betalingsbevel is gedaan en beslag is gelegd. Van de gerechtsdeurwaarder had mogen worden verwacht dat hij duidelijkheid had verschaft over de openstaande vorderingen, nu uit de klacht blijkt dat hierover onduidelijkheid bestaat en uit het verweerschrift blijkt dat er miscommunicatie is geweest tussen de opdrachtgever en de gerechtsdeurwaarder over wat er nog openstond. Dit laat onverlet dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. Klacht is gedeeltelijk gegrond, maatregel van berisping opgelegd en veroordeling in proceskosten. ***** UITSPRAAK IN HOGER BEROEP: 1 augustus 2023 (ECLI:NL:GHAMS:2023:1826) Het hof:- vernietigt de bestreden beslissing;en, in zoverre opnieuw beslissende:- verklaart de tegen de gerechtsdeurwaarder gerichte klacht ongegrond.*****

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/691401 / DW RK 20/522 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 13 oktober 2020, heeft klager een klacht

ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift,

ingekomen op 23 oktober 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht

gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 november 2021 alwaar klager telefonisch is gehoord en de gerechtsdeurwaarder is verschenen. De uitspraak is bepaald op 24 januari 2022.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een notariële akte van 31 juli 2015.

-           Bij brief van 28 april 2020 is klager gesommeerd tot betaling van de openstaande vordering over te gaan.

-           Bij exploot van 23 juni 2020 is de grosse van de notariële akte van

31 juli 2015 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 31 augustus 2020 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Rabobank ten laste van klager.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder hem al meerdere malen heeft bedreigd over een vordering die niet klopt en tevens ten onrechte beslag heeft gelegd, namelijk op basis van een notariële akte voor kavel [  ] terwijl de canon voor dat kavel geheel was voldaan.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De kamer stelt voorop dat brieven met een gestelde betalingstermijn en de aankondiging van rechts- en executiemaatregelen dreigend kunnen overkomen, maar dat dit niet te voorkomen is. Dit soort brieven moet immers een termijnstelling bevatten zodat, als een reactie uitblijft, op enig moment de behandeling van de zaak kan worden voortgezet en de voorgestelde maatregelen rechtsgeldig kunnen worden genomen.

5.3 Klager heeft drie kavels die elk afzonderlijk zijn gepacht. Klager heeft zich in zijn klachtbrief en ter zitting op het standpunt gesteld dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte een betalingsbevel heeft gedaan en beslag heeft gelegd op grond van de notariële akte inzake kavel [  ], terwijl hij de pacht van kavel [  ] op 13 mei 2020 al in zijn geheel had voldaan. Uit de overgelegde brief van 28 april 2020 en het exploot van 31 augustus 2020 blijkt niet op grond van welke notariële akte het betalingsbevel is gedaan en beslag is gelegd. Zowel het exploot van betekening van 23 juni 2020 alsook het exploot van de beslaglegging van 23 augustus 2020 vermeldt dat zij zijn uitgebracht uit kracht van de grosse van ‘een’ notariële akte van 31 juli 2015. Uit de enige zich bij de klacht gevoegde notariële akte van die datum blijkt dat die akte alleen ziet op kavel [  ], terwijl het exploot van betekening en het beslagexploot uit lijken te gaan van bedragen die verschuldigd zijn voor de drie gezamenlijke kavels. Er zouden dan ook meerdere titels moeten zijn betekend om uit hoofde daarvan beslag(en) te kunnen leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft nagelaten daarover helderheid te verschaffen of andere titels te laten zien op basis waarvan hij bevoegd was te executeren voor de schuld van drie kavels.

5.4 Ter zitting heeft klager het totaal verschuldigde bedrag niet betwist, maar heeft hij zich erover beklaagd dat de gerechtsdeurwaarder de opbouw van de openstaande schuld weigert toe te lichten. De kamer overweegt dat van de gerechtsdeurwaarder had mogen worden verwacht dat hij duidelijkheid had verschaft over de openstaande vorderingen, nu uit de klacht blijkt dat hierover onduidelijkheid bestaat en uit het verweerschrift blijkt dat er miscommunicatie is geweest tussen de opdrachtgever en de gerechtsdeurwaarder over wat er nog openstond. Dit laat onverlet dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel(s) ten uitvoer te leggen. Als klager het niet eens is met de vordering, ligt het op zijn weg om een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het is aan de gerechtsdeurwaarder noch aan de voorzitter van de kamer om inhoudelijk in te gaan op de vordering.

5.5 De kamer zal de klacht gedeeltelijk gegrond verklaren. De kamer acht de maatregel van berisping in dit geval passend en geboden, in het bijzonder omdat niet duidelijk is geworden dat gerechtsdeurwaarder de juiste titels heeft betekend en aan het beslag ten grondslag heeft gelegd.

6. Kosten

6.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

6.2 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van

€ 1.500,-.

6.3 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

6.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gegrond ten aanzien van het executeren van een titel (de notariële die ziet op kavel 639) voor schulden die daar niet uit voortvloeien en het desgevraagd niet toelichten van de vordering;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,-;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder het door klager betaalde griffierecht ad € 50,- aan klager vergoedt, nadat de beslissing onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.K. Mireku en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.