ECLI:NL:TGDKG:2022:78 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/705623 / DW RK 21/350 KM/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:78
Datum uitspraak: 19-04-2022
Datum publicatie: 20-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/705623 / DW RK 21/350 KM/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 april 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 20 juli 2021 met zaaknummer C/13/695448 DW RK 20/645 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/705623 / DW RK 21/350 KM/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 31 december 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 14 januari 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 20 juli 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klaagster toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 29 juli 2021, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail, ingekomen op 23 februari 2022, heeft klaagster haar verzetschrift aangevuld. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 23 februari 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzet van klaagster gereageerd. Bij e-mails, ingekomen op 23 en 24 februari 2022 en 4 maart 2022 heeft klaagster haar verzet nader toegelicht. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 maart 2022 alwaar klaagster is verschenen en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder telefonisch is gehoord. De uitspraak is bepaald op 19 april 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met een vordering van [  ] op klaagster.

-           Bij vonnis van 22 april 2020 van de kantonrechter te [  ] is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Op 17 augustus 2020 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Belastingdienst ten laste van klaagster.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ten laste van haar beslag onder de Belastingdienst heeft gelegd, zonder rechtsgeldige titel.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De voorzitter overweegt dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 22 april 2020 te executeren. Het vonnis is immers, zoals onder 5.3 in de beslissing is opgenomen, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen de tenuitvoerlegging van de titel kan klaagster slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat het vonnis van 22 april 2020 is gewezen ten gunste van [  ] met gemachtigde [  ], terwijl de gerechtsdeurwaarder verplicht is in consumentengeschillen/zorgverzekeringszaken in hoedanigheid van gemachtigde op te treden.

6.2 Klaagster heeft verder aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte niet heeft getoetst of de bedragen die genoemd zijn in het vonnis van 22 april 2020 juist zijn.

6.3 Klaagster heeft tevens aangevoerd dat het vonnis van 22 april 2020 onbruikbaar is, omdat het geen grosse is. Duidelijk is dat de dagtekening ex art 231 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ontbreekt. Een dergelijk vonnis is derhalve niet voor tenuitvoerlegging vatbaar, aldus klaagster.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klaagster aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klaagster ter zitting aangevoerde maakt dit niet anders.

8.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

8.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.K. Mireku, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. L. van Berkum en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.