ECLI:NL:TGDKG:2022:74 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/692446 / DW RK 20/555

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:74
Datum uitspraak: 28-01-2022
Datum publicatie: 11-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/692446 / DW RK 20/555
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet, oorspronkelijke beslissing blijft in stand. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 27 oktober 2020 met zaaknummer C/13/686346 DW RK 20/331 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/692446 / DW RK 20/555 MdV/JD ingesteld door:

[],

wonende te [],

klager,

tegen:

[], [] en [],

gerechtsdeurwaarders te Amsterdam,

beklaagden,

gemachtigde: [].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 1 juli 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 7 september 2020, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 27 oktober 2020 heeft de voorzitter de klacht gedeeltelijk als niet-ontvankelijk en gedeeltelijk als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij brief, ingekomen op 4 november 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 november 2021 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De uitspraak is nader bepaald op heden.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarders zijn belast met een vordering van de ANWB ten laste van klager.

-           Bij brief van 18 maart 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders klager verzocht tot betaling van de openstaande vordering over te gaan.

-           Bij e-mail van 8 april 2013 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de openstaande vordering.

-           Na meerdere telefonische en schriftelijke contacten hebben de gerechtsdeurwaarders klager op 8 juli 2013 een uitvoerige brief geschreven met een toelichting op de openstaande vordering.

-           Bij vonnis van 3 juni 2014 van de kantonrechter te Den Haag is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarders niet hebben gereageerd op zijn verzoek uit 2013 om duidelijkheid omtrent de openstaande vordering;

b: de gerechtsdeurwaarders beslag op zijn inkomen hebben gelegd op grond van een valselijk opgemaakte factuur;

c: de gerechtsdeurwaarders met de onder druk overeengekomen betalingsregeling de beslagvrije voet hebben overtreden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1       De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.3 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel a klaagt klager over een correspondentie tussen hem en de gerechtsdeurwaarder van een periode van langer dan drie jaar geleden. Klager dient op dit klachtonderdeel dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt de voorzitter voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarders hebben dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Tegen de tenuitvoerlegging van de titel kan klager slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geƫigende weg.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat deze enkele niet nader door klager onderbouwde stellingen onvoldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarders vast te stellen. Klager volstaat met algemeenheden zonder toelichting of onderbouwing. Dit klachtonderdeel dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

5.2       Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende (samengevat) aangevoerd.

6.1       De klacht is niet verjaard nu de termijn van verjaring pas is gaan lopen nadat het klachtwaardige handelen is ontdekt. Klager was niet eerder op de hoogte van de valselijk opgemaakte factuur als gevolg van dwaling. Daarnaast is de klacht ook niet verjaard, omdat er sprake is van een ernstig misdrijf, namelijk valsheid in geschrifte.

6.2       De gerechtsdeurwaarder had de valse factuur niet in een gerechtelijke procedure mogen inbrengen, maar de opdracht naast zich neer moeten leggen. Een valse factuur mag de rechter nooit bereiken. De ministerieplicht doet daaraan niet af.

6.3       De gerechtsdeurwaarder is doorgegaan met de executie, ondanks dat de rechter tijdens de comparitie van partijen hem met stemverheffing heeft gevraagd om te stoppen met de vordering.

6.4       De gerechtsdeurwaarder heeft in correspondentie van 2013 geen melding gemaakt van de valselijke factuur.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1       De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt.

8.2       De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard. Dit leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.