ECLI:NL:TGDKG:2022:72 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/693814 / DW RK 20/599

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:72
Datum uitspraak: 28-01-2022
Datum publicatie: 11-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/693814 / DW RK 20/599
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Verrekening. Gerechtsdeurwaarder heeft fout toegegeven en excuses aangeboden en klager gecompenseerd. Onvoldoende gewicht.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/693814 / DW RK 20/599 MdV/JD ingesteld door:

[],

[],

wonende te [],

klagers,

gemachtigde: [],

tegen:

[],

gerechtsdeurwaarder te [],

beklaagde,

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 2 december 2020, hebben klagers een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 5 januari 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 november 2021 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klagers zijns, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is nader bepaald op heden.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- op 26 augustus 2020 is klager [] in kort geding veroordeeld de door hem bewoonde woning te ontruimen;

- op 4 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager [] betekend;

- op onbekende datum heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder [] op het salaris van klaagster [].

3. De klacht

Klagers beklagen zich samengevat over het volgende:

a. tijdens de Covid-crisis zijn klagers op straat gezet. Zij hebben een maand uitstel gevraagd aan de gerechtsdeurwaarder, maar dit werd geweigerd. De gerechtsdeurwaardersorganisatie heeft de overheid de belofte gedaan tijdens de crisis niemand op straat te zetten;

b. de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd de bedragen die in het vonnis zijn genoemd te verrekenen. Volgens de gerechtsdeurwaarder kan dit alleen met toestemming van beide partijen;

c. de woning is op 3 oktober 2020 leeg opgeleverd, dit is een maand na 4 september 2020. De gerechtsdeurwaarder beweert dat de woning ook in oktober tot klagers’ beschikking stond, waarvoor huur dient te worden betaald. Dit is niet juist;

d. de gerechtsdeurwaarder heeft beslag gelegd op het salaris van klaagster. Het is onduidelijk of de gerechtsdeurwaarder hiertoe een machtiging heeft van de rechter. De gerechtsdeurwaarder heeft vooraf geen bericht gestuurd dat het beslag zou worden gelegd.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak voor handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een kantoor van gerechtsdeurwaarders. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet verplicht is het vonnis ten uitvoer te leggen indien hij daartoe opdracht krijgt. Hij handelt niet tuchtrechtelijk laakbaar door het vonnis ten uitvoer te leggen en klagers geen maand extra te gunnen. Klager heeft zijn stelling dat de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) of een andere gerechtsdeurwaardersorganisatie een regel heeft uitgevaardigd dat niemand ontruimd mag worden tijdens de Covid-crisis niet met stukken onderbouwd. De kamer is bekend met het advies van de KBvG van 23 maart 2020 om ontruimingen en beslagleggingen op inboedel op te schorten waar mogelijk. Op 27 mei 2020 heeft de KBvG dit advies ingetrokken. De veroordeling van klager om de woning te ontruimen en het beklaagde handelen door de gerechtsdeurwaarder dateren van daarna. Klachtonderdeel a. is gelet op het voorgaande niet gegrond.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. In het verweerschrift erkent de gerechtsdeurwaarder dat zijn medewerker een fout heeft gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij, na eerste kennisneming van deze fout, onverwijld contact heeft opgenomen met klager om excuses te maken en financiële compensatie aan te bieden. De gerechtsdeurwaarder heeft aangeboden
€ 500,00 en de gemaakte executiekosten aan klagers te vergoeden. Klagers hebben dit aanbod niet aanvaard en aangegeven tegen een (veel) hoger bedrag de tuchtklacht te zullen intrekken. De gerechtsdeurwaarder heeft het tegenbod van klager niet aanvaard, maar heeft daarop evengoed € 500,00 overgemaakt aan klager.

5.4 Mede gelet op de omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder zijn fout onverwijld heeft toegegeven, excuses heeft aangeboden en klager heeft gecompenseerd, is de kamer van oordeel dat klachtonderdeel b. van onvoldoende gewicht is om tot een tuchtrechtelijk verwijt te leiden.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer als volgt. Klagers en de gerechtsdeurwaarder verschillen van mening over de vraag op welk moment de woning feitelijk ontruimd was. Dat kan in deze (tuchtrecht)procedure (die zich niet leent voor feitenonderzoek) niet worden vastgesteld. In het vonnis onder 5.2 is bepaald dat klager een bedrag van € 550,00 is verschuldigd voor elke maand of evenredig deel daarvan dat klager het gehuurde in gebruik houdt. Dat de gerechtsdeurwaarder een bedrag vordert omdat de woning een gedeelte van de maand oktober niet ontruimd was, is dus niet in strijd met het vonnis van 26 augustus 2020. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken met betrekking tot dit klachtonderdeel.

5.6 Ten aanzien van klachtonderdeel d. wordt overwogen dat op grond van het vonnis van 26 augustus 2020 loonbeslag is gelegd. De gerechtsdeurwaarder is niet gehouden het beslag aan te kondigen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken.

5.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.