ECLI:NL:TGDKG:2022:71 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/693790 / DW RK 20/595
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2022:71 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-01-2022 |
Datum publicatie: | 11-04-2022 |
Zaaknummer(s): | C/13/693790 / DW RK 20/595 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzet gedeeltelijk gegrond. Artikel 475i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Niet op tijd overbetekend. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 28 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/693790 / DW RK 20/595 MdV/JD ingesteld door:
[],
wonende te [],
klager,
gemachtigde: mr. [],
tegen:
1. [],
2. [],
gerechtsdeurwaarders te [],
beklaagden,
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 1 december 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 7 januari 2021, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 november 2021 alwaar klager me zijn gemachtigde en gerechtsdeurwaarder sub 1 (mede als gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 2) zijn verschenen. De uitspraak is nader bepaald op heden.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij verstekvonnis van 23 oktober 2019 van de kantonrechter te Den Haag is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
- Bij exploot van 11 november 2019 is het vonnis van 23 oktober 2019 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
- Op 18 december 2019 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 executoriaal derdenbeslag ten laste van klager gelegd onder [] B.V.
- Op 6 januari 2020 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend.
3. De klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat:
a: de gerechtsdeurwaarders niet de belangen van klager hebben afgewogen;
b: er vier uur voor de uitbetaling van het loon van klager beslag op zijn inkomen is gelegd;
c: het loonbeslag niet binnen de wettelijke termijn van acht dagen aan klager is overbetekend;
d: de kosten onnodig zijn opgelopen.
4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Gerechtsdeurwaarders zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met deze wet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
5.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a en b overweegt de kamer dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ontvangt en er geen uitsluiting van bevoegdheid is, is daarmee automatisch de verplichting ontstaan tot het verrichten van de ambtshandeling. De onderzoeksplicht van de gerechtsdeurwaarder is ingevolge zijn ministerieplicht marginaal en zal zich (doorgaans) beperken tot het toetsen of de betreffende titel voldoende grond biedt voor het executeren daarvan. Er was voor de gerechtsdeurwaarders geen reden om aan te nemen dat het vonnis van 23 oktober 2019 niet ten uitvoer kon worden gelegd. Dat midden in de decembermaand loonbeslag is gelegd, vier uur voor de uitbetaling van het loon van klager, mag ongelukkige timing zijn, maar dit zijn geen omstandigheden die de gerechtsdeurwaarder van zijn ministerieplicht ontslaan. Dit kan de gerechtsdeurwaarders dan ook niet worden verweten. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op deze klachtonderdelen niet gebleken.
5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat een proces-verbaal op grond van artikel 475i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering binnen acht dagen aan de geëxecuteerde dient te worden betekend. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft het proces-verbaal van het op 18 december 2019 gelegde beslag op 6 januari 2020 aan klager betekend. Dat dit niet binnen de wettelijke termijn, hetgeen de gerechtsdeurwaarder ook heeft erkend in zijn verweerschrift. Het niet naleven van een wettelijk voorschrift zonder dat daar enige (geldige) reden voor is, is tuchtrechtelijk laakbaar. De kamer ziet aanleiding hem hiervoor de maatregel van berisping op te leggen.
5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer dat de door de gerechtsdeurwaarders in rekening gebrachte kosten berusten op door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders (Btag) neergelegde tarieven. Dat de kosten zijn opgelopen kan niet aan de gerechtsdeurwaarders worden verweten. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel is niet gebleken.
5.5 Zoals overwogen in 5.3 zal aan gerechtsdeurwaarder sub 1 de maatregel van berisping worden opgelegd. Dat betekent dat hij tevens in de proceskosten ex artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet zal worden veroordeeld. Voor klager worden die begroot op € 50,00. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,00, als genoemd in de richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).
5.6 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarders bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder sub 1 aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.
5.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart klachtonderdeel c gegrond ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 1;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt gerechtsdeurwaarder sub 1 de maatregel van berisping op;
- veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 1 in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,00, te betalen na onherroepelijk worden van deze uitspraak;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder sub 1 in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,00, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;
- bepaalt dat gerechtsdeurwaarder sub 1 aan klager het betaalde griffierecht ad € 50,00 vergoedt na onherroepelijk worden van deze uitspraak.
Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.