ECLI:NL:TGDKG:2022:70 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/688698 / DW RK 20/420

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:70
Datum uitspraak: 28-01-2022
Datum publicatie: 11-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/688698 / DW RK 20/420
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Executiekosten. Oorspronkelijke beslissing blijft in stand.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 28 juli 2020 met zaaknummer C/13/685059 DW RK 20/275 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/688698 / DW RK 20/420 MdV/JD ingesteld door:

[],

zonder vast woon- of verblijfplaats,

klager,

tegen:

[],

gerechtsdeurwaarder te [],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 9 juni 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 25 juni 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 28 juli 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij brief, ingekomen op 11 augustus 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 november 2021 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De uitspraak is nader bepaald op heden.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij arrest van 7 november 2017 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij exploot van 16 november 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder het arrest van 7 november 2017 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 13 december 2017 is executoriaal derdenbeslag onder notaris mr. W.P.M Brantjes, dan wel diens waarnemer of plaatsvervanger, gelegd ten laste van klager. Bij exploot van 20 december 2017 heeft de  gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend.

-           Op 19 maart 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag onder de schuldeiser zelf (eigenbeslag) gelegd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig en excessief hoge kosten in rekening brengt in het exploot van 19 maart 2020. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder het reeds ontvangen bedrag niet nader toegelicht.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 De door de gerechtsdeurwaarder gehanteerde executiekosten bestaan uit vaste bedragen. Niet gebleken is dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten niet zijn berekend volgens de daarvoor geldende regelingen. Pas wanneer de kosten volledig onnodig zijn gemaakt, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen, maar dat blijkt in deze zaak niet uit de overgelegde producties. Overigens bestaat er geen wettelijke verplichting om de executiekosten nader te specificeren in het derdenbeslag. Dit geldt evenmin voor de ontvangen gelden.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de overgelegde producties waar de voorzitter naar verwijst in overweging 4.2 van de voorzittersbeslissing niet aan klager zijn toegezonden, zodat het hem onmogelijk is gemaakt om daarop te reageren.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De kamer overweegt dat het door de gerechtsdeurwaarder op 25 juni 2020 ingediende verweerschrift in de aanvankelijke klachtprocedure op 26 juni 2020 aan klager is toegezonden, met inbegrip van de daarbij gevoegde producties. Klager is op 6 oktober 2021 opgeroepen voor de zitting in deze verzetprocedure. Het had op de weg van klager gelegen om – voor zover het verweerschrift of daarbij horende producties hem niet hadden bereikt – de kamer daarover in te lichten, dan hadden die stukken nogmaals kunnen worden verstuurd. Daarnaast had klager kennis kunnen nemen van de producties van de gerechtsdeurwaarder op de zitting van 5 november 2021. Ter zitting had kunnen worden bezien of klager voldoende in de gelegenheid was gesteld om op de betreffende producties te reageren. Klager is echter niet ter zitting verschenen.

8.2 De voorzitter heeft bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren – gelet op het voorgaande – geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt.

8.3 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard. Dit leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.