ECLI:NL:TGDKG:2022:7 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/684057 / DW RK 20/234

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:7
Datum uitspraak: 17-01-2022
Datum publicatie: 21-01-2022
Zaaknummer(s): C/13/684057 / DW RK 20/234
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: beslissing op verzet. De kamer is het eens met de oorspronkelijke beslissing. Niet valt te achterhalen of de gerechtsdeurwaarder zelf fouten heeft gemaakt bij het informeren van de rechtbank of dat de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder onjuist heeft geinformeerd. Dat klager niet zijn mening kon geven over intrekking van de zaak bij de rechtbank, kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten nu dat een beslissing van de rechtbank was. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 6 mei 2020 met zaaknummer C/13/677830 / DW RK 20/2 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/684057 / DW RK 20/234 LvB/RH ingesteld door:

[..]

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 3 januari 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 13 februari 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 6 mei 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 13 mei 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 november 2021 waar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager heeft kort voor de zitting schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De uitspraak is bepaald op 17 januari 2022.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           op 12 augustus 2019 heeft de huurcommissie uitspraak gedaan en bepaald dat er geen aanleiding meer bestaat de tijdelijke huurverlaging te continueren;

-           op 30 september 2019 is klager in gebreke gesteld en aangezegd binnen veertien dagen de vordering van [..] te voldoen;

-           klager is op 12 november 2019 gedagvaard om op 20 november 2019 ter terechtzitting te verschijnen;

-           op 24 december 2019 is een comparitie van partijen vastgesteld;

-           op 23 december 2019 heeft de rechtbank bericht dat op verzoek van de eisende partij de zaak is doorgehaald.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. De gerechtsdeurwaarder heeft op basis van onjuiste gegevens de rechtbank doen besluiten de zitting waartoe de rechtbank eerder had besloten, niet door te laten gaan. De stelling namens de gerechtsdeurwaarder dat gedaagde na het tussenvonnis betalingen heeft overgemaakt, is in strijd met de waarheid aangezien de huurachterstand op 8 oktober 2019 is voldaan. Dit is binnen de betalingstermijn.

b. Bij tussenvonnis van 27 november 2019 heeft de rechtbank de eisende partij opgeroepen een overzicht te verstrekken van de huurachterstand. Dit overzicht bevat aperte onwaarheden en is slordig samengesteld. Het overzicht is van een bedroevend niveau.

c. Het is verwijtbaar dat de gerechtsdeurwaarder alvorens de dagvaarding uit te brengen zich niet heeft overtuigd of betaling bij eiseres die zij representeert heeft plaatsgevonden.

d. De uitnodiging tot betaling van de huurachterstand dateert van 30 september 2019 en bedraagt 14 dagen. Op 8 oktober 2019 heeft betaling plaatsgevonden. Zonder enige aankondiging wordt de dagvaarding uitgebracht waarin wordt gedreigd met opzegging van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De dagvaarding is intimiderend en onnodig dreigend. Dit is in strijd met de zorgvuldigheid.

e. De gerechtsdeurwaarder heeft zich niet gehouden aan de in de procedure bij de huurcommissie gemaakte afspraak dat geen incassotrajecten zouden worden ingezet. Op 20 september 2018 en 27 september 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder echter sommaties verzonden. Opnieuw is er sprake van grove onzorgvuldigheid van de gerechtsdeurwaarder.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Dit houdt in dat klachten tegen medewerkers van een gerechtsdeurwaarderskantoor niet in behandeling kunnen worden genomen. Klager heeft zijn klacht tevens ingediend tegen C.P.A. Hendriks. Dit betreft een medewerker van het kantoor, en is geen gerechtsdeurwaarder, daarom wordt de tegen hem ingediende klacht niet in behandeling genomen. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a. en c. overweegt de voorzitter als volgt. Vast is komen te staan dat na de uitspraak van de huurcommissie klager achterstallige huurpenningen was verschuldigd. Klager is op 30 september 2019 aangemaand te betalen binnen een termijn van 14 dagen. De betaling diende te worden gedaan aan de gerechtsdeurwaarder zoals duidelijk is vermeld in de brief van 30 september 2019. Klager heeft echter de vordering voldaan aan [..] en niet aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Nu de vordering in de visie van de gerechtsdeurwaarder niet was voldaan heeft de gerechtsdeurwaarder de volgende stap ondernomen en klager gedagvaard. Toen duidelijk werd dat klager had betaald aan [..] heeft de gerechtsdeurwaarder een en ander gecorrigeerd door de rechtbank te berichten dat de vordering was voldaan en dat de procedure geen doorgang hoefde te vinden. De rechtbank heeft vervolgens klager bericht dat de zaak zal worden doorgehaald en dat de zitting van 24 december 2019 niet door zal gaan. Hoewel de gerechtsdeurwaarder de rechtbank niet juist heeft geïnformeerd door te stellen dat klager na het tussenvonnis de vordering had voldaan, wordt geoordeeld dat dit niet tuchtrechtelijk laakbaar is nu die onjuiste informatie geen enkel juridisch gevolg heeft gehad en ook niet relevant meer is bij een doorhaling van de procedure. Daarnaast wordt overwogen dat [..] de gerechtsdeurwaarder kennelijk niet tijdig op de hoogte heeft gesteld van de betaling. De verantwoordelijkheid voor de gemaakte fout ligt daarom bij [..] en valt de gerechtsdeurwaarder niet te verwijten.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de voorzitter dat het aan de rechtbank was een oordeel te vellen over het door de gerechtsdeurwaarder gepresenteerde overzicht. Nu de procedure is doorgehaald zal dat oordeel niet meer plaatsvinden. Het is echter niet aan de tuchtrechter de onderliggende zaak te beoordelen. De voorzitter kan niet ingaan op deze stelling van klager.

4.4 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel d. als volgt. Voor de gang van zaken wordt verwezen naar het overwogene onder 4.2. Ten aanzien van de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt overwogen dat dit een standaard eisen zijn in het geval van achterstallige huur. Dit geldt ook voor de overige gestandaardiseerde tekst van de dagvaarding. Hoewel een en ander wellicht vervelend is overgekomen op klager, gaat het om een normale dagvaarding.

4.5 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel e. als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat deze afspraak niet bekend was en dat deze ook nergens uit blijkt. Klager heeft niet aangetoond dat die afspraak bestond. Nu die afspraak niet is gebleken uit de stukken kan daarmee geen rekening worden gehouden.

4.6 Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd.

A. De uitspraak van de huurcommissie was op 12 augustus 2019 en niet op 4 juni 2019. Op 8 oktober 2019 zijn de verschuldigde huurpenningen overgemaakt aan de verhuurder, aangezien de huur-verhuurder relatie tussen deze twee partijen bestaat.

B. Het was zorgvuldig geweest alvorens een dagvaarding uit te brengen bij de opdrachtgever te checken of betaling inmiddels had plaatsgevonden. De betaling was immers al vijf weken binnen bij de verhuurder. De overweging onder 4.2 van de beslissing van de voorzitter dat de onjuiste informatie van de gerechtsdeurwaarder geen enkel juridisch gevolg heeft gehad wordt door klager niet gedeeld. Van gerechtsdeurwaarders mag immers verwacht worden dat zij de rechtbank juist, volledig en conform de waarheid informeren. Op grond van die informatie wordt immers vonnis gewezen. Dat de onjuiste informatie geen juridisch gevolg heeft gehad doet hier niet aan af.

C. Met het op basis van apert onjuiste informatie doen doorhalen van de procedure wordt aan klager het rechtsmiddel de kwestie hoe de gerechtsdeurwaarder in deze optreedt aan de rechtbank voor te leggen en het oordeel van de rechter hierover te vragen, ontnomen.   

D. Uit het gegoochel met cijfers en getallen blijkt dat de gerechtsdeurwaarder uitermate onzorgvuldig heeft opgetreden en dat niet de zorgvuldigheid is betracht die van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

Aan de orde is de vraag of de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De kamer overweegt als volgt.

6.1 Ten aanzien van verzetgrond A stelt de kamer vast dat de onder de feiten vermelde datum van de uitspraak van de huurcommissie is aangepast nu is gebleken dat op 12 augustus 2019 uitspraak is gedaan door de huurcommissie en niet op 4 juni 2019 zoals in de oorspronkelijke beslissing is vermeld.

6.2 Ten aanzien van verzetgrond B en D overweegt de kamer het volgende. De gemachtigde van klager heeft ter zitting meegedeeld dat bij navraag bij de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder niet was gebleken dat de verschuldigde huur reeds was voldaan. Dit is de reden dat de dagvaarding is uitgebracht. Vlak voor het uitbrengen van de dagvaarding is er nog een controle bij [..] geweest, waaruit niet bleek dat was betaald. Toen uiteindelijk bleek dat er wel degelijk tijdig was betaald door klager, is de zaak bij de rechtbank ingetrokken. Met klager is de kamer van oordeel dat een gerechtsdeurwaarder de rechtbank juist en volledig moet informeren. De gerechtsdeurwaarder is in dit geval echter afhankelijk van een juiste informatievoorziening door de opdrachtgever. Niet te achterhalen is of de gerechtsdeurwaarder onjuist is geïnformeerd door de opdrachtgever over de datum waarop de vordering was voldaan, of dat de gerechtsdeurwaarder daarin zelf een foute datum heeft genoemd, zodat hierover niet kan worden geoordeeld.

6.3 De overweging in de oorspronkelijke beslissing onder 4.2 dat de onjuiste informatie geen juridisch gevolg heeft gehad en niet meer relevant is omdat de procedure was ingetrokken wordt terzijde gesteld en vervangen door het hiervoor onder 6.2 overwogene.

6.4 Ten aanzien van verzetgrond C betreffende de doorhaling van de procedure bij de rechtbank wordt overwogen dat de rechtbank de procedure heeft doorgehaald op verzoek van de gerechtsdeurwaarder. Anders dan gebruikelijk heeft de rechtbank klager niet in de gelegenheid gesteld zijn visie op deze gevraagde doorhaling te geven. Dat dit in dit geval niet is gebeurd, kan de gerechtsdeurwaarder echter niet worden verweten.

6.5 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens met aanpassing van het overwogene onder 4.2. Het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.6 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.