ECLI:NL:TGDKG:2022:68 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/696289 / DW RK 21/28

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:68
Datum uitspraak: 26-01-2022
Datum publicatie: 11-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/696289 / DW RK 21/28
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet, oorspronkelijke beslissing blijft in stand.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 29 april 2020 met zaaknummer C/13/687515 DW RK 20/387 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/696289 / DW RK 21/28 LV/JD ingesteld door:

[],

wonende te [],

klager,

tegen:

[],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [],

beklaagde,

gemachtigde: [].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 23 juli 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 15 oktober 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 12 januari 2021 heeft de voorzitter de klacht gedeeltelijk als kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij brief, ingekomen op 19 januari 2021, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Op 19 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift na verzet ingediend. Het verzet is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 december 2021 alwaar klager (telefonisch) en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op heden.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Verschillende kantoren van GGN zijn belast met diverse vorderingen van Menzis Zorgverzekeraar U.A. op klager.

- Bij brieven van onder meer 26 maart 2019, 28 oktober 2019 en 14 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een overzicht van de openstaande betalingsachterstand verstrekt.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: dossiers samenvoegt;

b: oude dossiers weer ophaalt en opnieuw in rekening brengt;

c: geen specificatie van de openstaande vordering geeft;

d: veel kosten in rekening brengt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.3 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.4 Gelet op voorgaande dient de klacht, voor zover klager klaagt over handelingen van de gerechtsdeurwaarder van een periode van langer dan drie jaar geleden, niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat GGN meerdere vorderingen ten laste van klager in behandeling heeft, waarvoor telkens afzonderlijk een dossier is aangemaakt. Zodra een dossier voor het gerechtelijke traject in aanmerking komt, zijn de betreffende dossiers samengevoegd teneinde de totale (buiten)gerechtelijke (incasso)kosten voor klager zo laag mogelijk te houden. Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt de voorzitter voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titels te executeren. Als klager het niet eens is met de vordering, ligt het op zijn weg om een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het is noch aan de gerechtsdeurwaarder noch aan de voorzitter van de kamer om inhoudelijk in te gaan op de vordering. De stelling van klager dat de gerechtsdeurwaarder oude dossiers ophaalt en opnieuw in rekening brengt is niet gebleken dan wel met stukken onderbouwd. Er is niet gebleken van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat aan klager meermalen een overzicht van de diverse openstaande schulden is verstrekt. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten berusten op door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders (Btag) neergelegde tarieven. Dat de kosten zijn opgelopen kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Het had op de weg van klager gelegen om tijdig tot betaling over te gaan. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager voor zover deze ziet op handelingen van de gerechtsdeurwaarder van een periode van langer dan drie jaar geleden als kennelijk niet-ontvankelijk, en de klacht voor het overige als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager (samengevat) aangevoerd dat hij nu al 14 jaar niet kan achterhalen hoe inhoudingen verrekend worden. De gerechtsdeurwaarder beschrijft alleen achterstanden en wat er betaald moet worden. Bij vier dossiers is vier keer dezelfde premie in rekening gebracht.

6.2 Klager is het er niet mee eens dat de Kamer voor Gerechtsdeurwaarder slechts klachten in behandeling neemt die zien op handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder van niet langer dan drie jaren geleden.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Ten overvloede wordt overwogen dat klager op 12 februari 2019 ten overstaande van de kantonrechter een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten, op grond waarvan hij zich heeft verbonden om € 6.000,00 te betalen tegen finale kwijting in de dossiers met nummer 11196173, 23933233, 24432652, 24945151, en 11660623. Deze overeenkomst is opgenomen in een in executoriale vorm uitgegeven proces-verbaal. Daarbij is van belang dat de overeenkomst tot stand is gekomen, terwijl klager zich bij de betreffende zitting werd bijgestaan door een gemachtigde/advocaat. Dit proces-verbaal is de enige titel die de gerechtsdeurwaarder ten uitvoer legt. Met klager is vervolgens een betalingsregeling van € 50,00 per maand afgesproken. Voor zover klager het niet eens is met de hoogte van het thans verschuldigde bedrag op grond van die titel, ligt het op zijn weg om dit aan de orde te stellen in een civiele procedure. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg.

8.2 Op grond van artikel 37 lid 2 Gerechtsdeurwaarderswet worden klachten die zien op handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder van langer dan drie jaren geleden niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent niet dat het onmogelijk is om op te komen tegen vorderingen die ouder zijn dan drie jaar. Maar klager kan dit niet doen bij de tuchtrechter. Zoals overwogen onder 8.1 dient klager zich daarvoor te wenden tot de civiele rechter.

8.3 Conclusie is dat de kamer het eens is met de beslissing van de voorzitter. Het verzet zal ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.