ECLI:NL:TGDKG:2022:67 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/695627 DW RK 21/3

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:67
Datum uitspraak: 26-01-2022
Datum publicatie: 11-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/695627 DW RK 21/3
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Europees Betalingsbevel. De gerechtsdeurwaarder heeft klager niet uitgelegd op welke wijze en binnen welke termijn hij bezwaar had kunnen maken, voordat het indienen van een verweerschrift tegen het Europese betalingsbevel verstreek. Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing. Artikel 7 Regleement KBvG Normen voor Kwaliteit. Actieve informatieplicht.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/695627 DW RK 21/3 LV/JD ingesteld door:

[],

wonende te [],

klager,

tegen:

[],

gerechtsdeurwaarder te [],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier, ingekomen op 5 januari 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 januari 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 december 2021 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een Pools Europees Betalingsbevel van 14 juli 2017 alsmede een wijziging van 2 juli 2020, welke door het gerecht van oorsprong op 25 februari 2020 middels het standaardformulier G (artikel 18, lid 1, Verordening (EG) nr. 1896/2006) onverwijld uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

-           Bij exploot van 7 oktober 2020 is het Europees Betalingsbevel van 14 juli 2017 met standaardformulier G aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Bij e-mail van 7 oktober 2020 heeft klager de vordering betwist. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder, na navraag bij de opdrachtgever, bij brief van

30 november 2020 gereageerd.

-           Op 30 december 2020 is beslag op de bankrekening van klager gelegd.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder hem confronteert met een oud Europees Betalingsbevel, afgegeven door een rechter  in Polen. Klager is eerder slachtoffer geweest van oplichting, waardoor zijn argwaan is gewekt.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met deze wet en ter zake van handelen of nalaten dat een gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Klager is het niet eens met de vordering terzake waarvan de gerechtsdeurwaarder op 7 oktober 2020 een Europees Betalingsbevel aan hem heeft betekend. Klager heeft op de dag van betekening direct contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder en uitgelegd dat het naar zijn mening gaat om een onterechte vordering van een Poolse rechtspersoon waar klager in het verleden zaken mee heeft gedaan. Klager heeft op dezelfde dag ook een overzicht van betalingen, die klager aan de Poolse rechtspersoon heeft gedaan, aan de gerechtsdeurwaarder gezonden.

4.3 Bij het verweerschrift van e gerechtsdeurwaarder is gevoegd een Europees Betalingsbevel van 14 juli 2017 (formulier E), een document van 2 juli 2020 waarin een correctie wordt vermeld op het eerdere formulier en een “vaststelling van de uitvoerbaarheid” van  het Europees Betalingsbevel van 25 februari 2020. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder onvoldoende toegelicht hoe deze documenten zich tot elkaar verhouden, althans is onduidelijk gebleven of klager ten tijde van de betekening nog de mogelijkheid had om tegen het betalingsbevel op te komen door binnen 30 dagen na betekening een verweerschrift in te dienen bij het gerecht dat het betalingsbevel heeft uitgevaardigd of dat klager op andere wijze bezwaar had moeten maken, bijvoorbeeld door het vragen van een heroverweging bij het gerecht van oorsprong, dan wel het starten van een executiegeschil. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting toegelicht dat deze mogelijkheden in het gesprek van 7 oktober 2020 niet zijn besproken, maar dat de termijn van 30 dagen wel vermeld staat in de bijsluiter die de gerechtsdeurwaarder bij de betekening aan klager heeft overhandigd. Klager heeft na het telefoongesprek en zijn e-mail van 7 oktober 2020 een reactie van de gerechtsdeurwaarder afgewacht. Die reactie is eerst bij brief van 30 november 2020 gekomen, waarin de gerechtsdeurwaarder heeft geschreven dat twee van de door klager opgesomde betalingen (in de e-mail van 7 oktober 2020) in mindering op de vordering worden gebracht.  De termijn voor het indienen van het verweerschrift van 30 dagen was op dat moment in ieder geval verstreken.

4.4 Naar oordeel van de kamer treft de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt omdat hij klager niet heeft uitgelegd op welke wijze en binnen welke termijn hij bezwaar had kunnen maken. Zeker in een situatie als de onderhavige, waarin de klager duidelijk bij de gerechtsdeurwaarder aangaf het niet eens te zijn met de vordering, had het op de weg gelegen van de gerechtsdeurwaarder om klager hierover duidelijkheid te geven. Op grond van artikel 7 van de Verordening KBvG Normen voor Kwaliteit dient een gerechtsdeurwaarder eenduidige, volledige en juiste informatie te verstrekken. Artikel 7 van het Reglement KBvG Normen voor Kwaliteit geeft nadere invulling aan die kwaliteitsnorm. Daarin is bepaald dat een gerechtsdeurwaarder justitiabelen actief informeert over zijn mogelijkheden tot verweer, processuele bijstand en de consequenties van niet-handelen. Naar oordeel van de kamer kan de gerechtsdeurwaarder dus niet volstaan door in deze procedure (achteraf) te verwijzen naar een bijsluiter, waarvan niet duidelijk is of deze überhaupt nog op de situatie van toepassing was. Ter zitting heeft de gemachtigde aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder klager heeft verwezen naar juridische hulp. Onder omstandigheden, zoals hiervoor omschreven, is ook dit naar oordeel van de kamer onvoldoende.

4.5. De kamer zal de klacht  gegrond verklaren en de gerechtsdeurwaarder een maatregel opleggen. In dit geval acht de kamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

4.6 Wanneer een klacht gegrond wordt verklaard één een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd. Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij (bijzondere) omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling, omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. Met het opleggen van deze maatregel wordt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelwijze niet opnieuw plaatsvindt. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden.

4.7 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klagers het betaalde griffierecht vergoedt.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder het door klagers betaalde griffierecht van € 50,- aan klager vergoedt, nadat de beslissing onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom, en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.