ECLI:NL:TGDKG:2022:66 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/689081 / DW RK 20/437

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:66
Datum uitspraak: 26-01-2022
Datum publicatie: 11-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/689081 / DW RK 20/437
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Gegrond. Sommatieexploot niet betekend aan degene voor wie deze was bestemd, maar aan diens zoon/verzorger. Maatregel: waarschuwing.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van  18 augustus 2020 met zaaknummer C/13/682818 DW RK 20/173 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/689081 / DW RK 20/437 LV/JD ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

mr. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 20 april 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 17 juli 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 18 augustus 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij brief, ingekomen op 25 augustus 2020, heeft klager een klacht ingesteld ten aanzien van de werkwijze waarmee de klacht van klager is behandeld. Bij e-mail van 28 augustus 2020 heeft de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders geantwoord dat het schrijven van klager wordt opgevat als verzetschrift, omdat klager het kennelijk niet eens is met de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft op 14 december 2021 verzocht om aanhouding van de mondelinge behandeling in verband met corona gerelateerde klachten. De kamer heeft vervolgens  geprobeerd met de gerechtsdeurwaarder in contact te treden, maar deze was niet bereikbaar. Het verzet is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 december 2021, alwaar klager is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is niet verschenen. De gerechtsdeurwaarder is per e-mail van 16 december 2021 in de gelegenheid gesteld om te reageren op hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling. Van de gerechtsdeurwaarder is geen nadere reactie meer ontvangen. De uitspraak is bepaald op heden.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de incasso van onbetaalde facturen van [ ] B.V. ten laste van [de vader van klager].

-           Op 9 april 2020 is een sommatie-exploot achtergelaten op het adres van klager in Amsterdam, als de gemachtigde vertegenwoordiger van [de vader van klager].

-           Hierop heeft klager bij e-mail van 14 april 2020 gereageerd met een aantal vragen.

-           Bij e-mails van 14 en 16 april 2020 heeft klager zijn e-mail van 14 april 2020 gerappelleerd.

-           Bij e-mail van 19 april 2020 heeft klager een klacht bij het gerechtsdeurwaarderskantoor ingediend. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 30 april 2020 gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder weigert te communiceren en zelfs niet reageert op zijn klacht van 19 april 2020;

b: de gerechtsdeurwaarder een sommatie-exploot heeft achtergelaten op zijn adres in plaats van het adres van zijn vader, op wie de vordering betrekking heeft;

c: een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor na telefonisch onderhoud met klager niets in het archief kan vinden over het betreffende exploot;

d: het gerechtsdeurwaarderskantoor het telefoongesprek tussen hem en de medewerker zonder toestemming heeft opgenomen, maar hij geen kopie van de opname heeft gekregen;

e: het sommatie-exploot op geen enkele wijze kennis toont van het gebrek aan reactie en handelen van de dagopvang.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven en e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties kan worden opgemaakt dat hij wel degelijk binnen een redelijke termijn op de e-mails van klager heeft gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van 21 april 2020 op de e-mail van klager van 14 april 2020 gereageerd. Bij e-mail van 30 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder inhoudelijk gereageerd op de klacht van klager van 19 april 2020. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is om de ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten als hierom wordt verzocht. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het sommatie-exploot aan klager, in zijn hoedanigheid van gemachtigde vertegenwoordiger van zijn vader, te betekenen. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde zorgovereenkomst blijkt dat klager de gemachtigde vertegenwoordiger van zijn vader is. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdelen c en d betwist de gerechtsdeurwaarder de stelling van klager dat er telefonische gesprekken tussen klager en een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor hebben plaatsgevonden. De gestelde gesprekken zijn niet opgenomen in de dossieradministratie. De voorzitter ziet zonder onderbouwing van het tegendeel geen reden om aan het standpunt van de gerechtsdeurwaarder te twijfelen. Deze klachtonderdelen dienen als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de voorzitter dat het noch aan de gerechtsdeurwaarder noch aan de voorzitter van de kamer is om inhoudelijk in te gaan op de vordering. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de bezwaren van klager tegen de hoogte van de vordering heeft doorgestuurd aan de opdrachtgever. Als klager het niet eens is met de vordering, ligt het op zijn weg om een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de voorzitter teveel naar het verweer heeft gekeken en niet voldoende naar de klacht.

Uit de zorgovereenkomst blijkt niet dat klager de gemachtigde is van zijn vader. Hij was op dat moment enkel degene die als ‘gemachtigde vertegenwoordiger’ de zorgovereenkomst namens zijn vader heeft getekend.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet van klager richt zich op de beslissing van de voorzitter op klachtonderdeel b. Klager heeft ook bezwaar gemaakt tegen de werkwijze waarop zijn klacht is behandeld door de kamer. Dit bezwaar zal als klacht in de interne klachtenprocedure van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders worden behandeld en blijft in het kader van dit verzet buiten beschouwing.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter onder 4.4 van de bestreden beslissing ten onrechte heeft overwogen dat het sommatie exploot aan klager (in de hoedanigheid van gemachtigde vertegenwoordiger) mocht worden betekend. Klager heeft zijn vader weliswaar vertegenwoordigd in de zorgovereenkomst van 5 februari 2019, maar dit doet niet af aan de wettelijk vereiste vermelding in een exploot van de woonplaats van degene voor wie het exploot is bestemd, in dit geval [de vader van klager], wonende te [ ], (artikel 45 lid 3 sub d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) en de wettelijk vereiste betekening van dit exploot aan die woonplaats (artikel 46 / 47 Rv). De gerechtsdeurwaarder heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een situatie die betekening van het sommatie exploot aan de woonplaats van klager, in plaats van diens vader rechtvaardigt. Bovendien is [de vader van klager] jegens zorgverlener [ ] gehouden hetgeen hij op grond van de zorgovereenkomst verschuldigd is te voldoen. Die verplichting is niet op klager overgegaan, omdat hij als wettelijke vertegenwoordiger de zorgovereenkomst namens zijn vader heeft ondertekend.

7.3 Conclusie is dat de gerechtsdeurwaarder niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die een gerechtsdeurwaarder betaamt. De kamer zal de bestreden beslissing ten aanzien van klachtonderdeel b vernietigen en dit klachtonderdeel gegrond verklaren. De kamer zal de gerechtsdeurwaarder daarbij de maatregel van waarschuwing opleggen. Deze maatregel acht de kamer passend en geboden.

7.4 Wanneer een klacht gegrond wordt verklaard én een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd. Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij (bijzondere) omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling, omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. Met het opleggen van deze maatregel wordt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelwijze niet opnieuw plaatsvindt. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden.

7.5 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klagers het betaalde griffierecht vergoedt.

7.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet gegrond;
  • vernietigt de beslissing van de voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel b;
  • verklaart klachtonderdeel b gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad € 50,00 vergoedt, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.