ECLI:NL:TGDKG:2022:65 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/693803 / DW RK 20/598

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:65
Datum uitspraak: 26-01-2022
Datum publicatie: 11-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/693803 / DW RK 20/598
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet, oorspronkelijke beslissing blijft in stand. Klacht te laat ingediend. Niet-ontvankelijk.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 17 november 2020 met zaaknummer C/13/686971 DW RK 20/356 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/693803 / DW RK 20/598 LV/JD ingesteld door:

[],

wonende te [],

klager,

tegen:

[],

gerechtsdeurwaarder te [],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier, ingekomen op 13 juli 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

14 september 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 17 november 2020 heeft de voorzitter de klacht als  niet-ontvankelijk afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij e-mail van 1 december 2020 heeft klager pro forma verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail van 16 december 2020 heeft klager de verzetsgronden ingediend. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 december 2021 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op heden.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 19 maart 2015 is de woning van klager ontruimd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: zijn woning op 19 maart 2015 heeft ontruimd, terwijl hij in afwachting was van een procedure;

b: zijn dossiers met bewijsmaterialen over het jaar 2014 heeft zoekgemaakt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.2 Klager klaagt over een gerechtelijke ontruiming die heeft plaatsgevonden in een periode van langer dan drie jaar geleden. De klacht dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.3 Voor zover klager verzoekt om schadevergoeding dient hij zich tot de civiele rechter te wenden. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geƫigende weg.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager  niet-ontvankelijk verklaard. .

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat in 2020 door derden wordt gevraagd bewijsmiddelen en administratie te overleggen die door beklaagde zijn vernietigd, waardoor klager pas nadien in 2020 kennis heeft kunnen nemen van gebreken in het handelen en nalaten van beklaagde.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Dat derden pas na 2020 voor het eerst bewijsmiddelen en administratie opvragen, betekent niet dat klager pas vanaf dat moment kennis had kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waar de klacht betrekking op heeft. Dit doet dan ook niet af aan het niet-ontvankelijkheidsoordeel van de voorzitter. De overige inhoudelijke bezwaren behoeven om die reden geen nadere beoordeling. Het verzet zal ongegrond worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.