ECLI:NL:TGDKG:2022:60 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/696552 / DW RK 21/35

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:60
Datum uitspraak: 29-03-2022
Datum publicatie: 11-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/696552 / DW RK 21/35
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd te antwoorden op een door klager verzochte specificatie van een aantal kostenposten. Maatregel: berisping.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 maart 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/696552 / DW RK 21/35 LvB/JD ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 25 januari 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 maart 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 februari 2022 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is aanvankelijk bepaald op 23 maart 2022, waarna deze is aangehouden tot heden.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 23 mei 2012 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 juli 2014 is het vonnis van 23 mei 2012 bekrachtigd.

-           Bij e-mails van 16 september 2020 en 16 oktober 2020 heeft mevrouw Ten Dam van Budget Alert namens klager een aantal vragen aan de gerechtsdeurwaarder gesteld over de openstaande vordering.

-           Bij e-mail van 21 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een opbouw van de vordering verstrekt en bij e-mail van 2 november 2020 verwezen naar de voormalige advocaat van klager.

-           Bij brief van 1 december 2020 heeft klager een klacht bij het gerechtsdeurwaarderskantoor ingediend en tevens (nogmaals) een aantal vragen gesteld. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van

21 december 2020 gereageerd.

-           Bij e-mail van 21 december 2020 heeft klager aangegeven dat hij nog steeds niet op al zijn vragen antwoord heeft gekregen, waarop de gerechtsdeurwaarder klager bij e-mail van 6 januari 2021 heeft verwezen naar eerdere correspondentie.

-           Bij brief van 17 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder inhoudelijk gereageerd op de klacht en vragen van klager van 1 december 2020.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder geen antwoorden geeft op vragen van klager en verzandt in algemeenheden;

b: de becijfering van de vordering steeds anders is.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders zijn op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met deze wet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

5.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt omdat in het verweerschrift is aangegeven dat het dossier van klager onder zijn verantwoordelijkheid valt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.3 De kamer overweegt dat het een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder betaamt om vragen van justitiabelen met betrekking tot een vordering die de gerechtsdeurwaarder incasseert, binnen redelijk termijn inhoudelijk te beantwoorden.

5.4 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij eind 2019 en begin 2020 al uitgebreid heeft gecorrespondeerd met de voormalige advocaat van klager en aan hem alle vragen heeft beantwoord. De gerechtsdeurwaarder stelt verder dat hij op 21 september 2020 inhoudelijk op enkele algemene vragen en op een verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet van (toenmalig gemachtigde van) klager heeft gereageerd. Toen (de gemachtigde van) klager op 16 oktober 2020 opnieuw allerlei zaken aan de orde stelde heeft de gerechtsdeurwaarder per e-mail van 2 november 2020 als volgt gereageerd.

De vragen die u stelt zijn o.a. met uw cliënts vorige advocaat per email d.d. 18-10-2016 en met ons kantoor per email d.d. 25-07-2019 uitvoerig besproken. We verzoeken u deze informatie bij uw cliënt op te halen daar wij voorgaande correspondentie hierbij als herhaald achten.

5.5 De gerechtsdeurwaarder heeft de e-mail van 25 juli 2019 niet overgelegd, zodat niet kan worden vastgesteld in hoeverre daarmee de vragen van klager zouden zijn beantwoord. Die vraag kan in het midden blijven, nu het een gerechtsdeurwaarder betaamt om klager een (nieuwe) specificatie van en toelichting op kosten te verstrekken, ook als dit twee jaar eerder al een keer gebeurd zou zijn. De verwijzing naar de e-mail van juli 2019 in de e-mail van 2 november 2020 is naar oordeel van de kamer dan ook onvoldoende. De door de gerechtsdeurwaarder overgelegde correspondentie met de voormalige advocaat van klager gaat bovendien over de renteberekening, niet over de executiekosten, de nakosten, de informatiekosten en de proceskosten, waar de vragen van klager op zien. Pas bij brief van 17 februari 2021 –pas ná het indienen van de klacht bij de kamer – gaat de gerechtsdeurwaarder inhoudelijk in op de vragen van klager.

5.6 Al met al is de conclusie dat de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd te antwoorden op een door klager verzochte specificatie van een aantal kostenposten. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. De gerechtsdeurwaarder heeft in plaats daarvan verwezen naar een twee jaar oude e-mail (zonder deze te overleggen) en verwijst in zijn verweerschrift naar niet terzake doende correspondentie over renteberekeningen. De antwoorden die de gerechtsdeurwaarder bij brief 17 februari 2021 heeft gegeven zijn te laat; die hadden direct gegeven kunnen worden. Klachtonderdeel is a gegrond en de kamer zal de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opleggen. Die maatregel acht de kamer, gelet op het voorgaande, passend en geboden.

5.7 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat klager zijn klacht niet heeft onderbouwd en een tuchtrechtelijk verwijt niet kan worden vastgesteld. Daarbij is relevant dat de hoogte van een vordering steeds kan wijzigen vanwege ontvangen betalingen en gemaakte kosten.

6. Kosten(veroordeling)

6.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

6.2 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Richtlijn veroordelen tot betaling van € 50,00 aan kosten van klager en € 1.500,00 voor de kosten van behandeling van de klacht door de kamer. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.

6.3 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klaagster betaalde griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

6.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdeel a gegrond,
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond,
  • legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op,
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden,
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van het door klaagster betaalde griffierecht, zijnde € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden,
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. Voetelink en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.