ECLI:NL:TGDKG:2022:56 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/687094 / DW RK 20/362

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:56
Datum uitspraak: 04-03-2022
Datum publicatie: 11-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/687094 / DW RK 20/362
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet, oorspronkelijke beslissing blijft in stand. Een van de beklaagden heeft een exploot betekend. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 maart 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 30 juni 2020 met zaaknummer C/13/680049 DW RK 20/78 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/687094 / DW RK 20/362 MdV/JD ingesteld door:

1.[ ],

2. [ ],

wonende te [ ],

klagers,

gemachtigde: [ ],

tegen:

1. [ ], gerechtsdeurwaarder te [ ],

2. [ ], gerechtsdeurwaarder te [ ],

3. [ ], toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

4. [ ], toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

5. [ ], toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

6. [ ], toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

7. [ ], toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagden,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 21 februari 2020, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagden (hierna: de gerechtsdeurwaarders). Bij verweerschrift, ingekomen op 18 mei 2020, heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 gereageerd. Bij beslissing van 30 juni 2020 heeft de voorzitter de klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en gedeeltelijk als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klagers toegezonden. Bij e-mail van 14 juli 2020 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 januari 2021 alwaar klager sub 1 en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op heden.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           op 24 december 2019 heeft het gerechtshof Den Haag een vonnis van 11 januari 2017 bekrachtigd en klagers in de kosten van de procedure veroordeeld;

-           dit arrest is op 12 februari 2020 aan klagers betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klagers beklagen zich samengevat over het volgende:

a. de gerechtsdeurwaarders hebben geen machtiging overlegd waaruit blijkt dat zij de gemachtigde zijn van de gemeente Haarlemmermeer;

b. in het exploot van 12 februari 2020 wordt verwezen naar mr. Hendriks. Dit is meer dan voldoende om aan te nemen dat beklaagden slechts de opdracht hebben gekregen het arrest te betekenen. Het aankondigen van de executie is daarom laakbaar en onbevoegd. Zij hebben geen machtiging overgelegd, zoals door klagers is verzocht;

c. het arrest is niet uitvoerbaar. Het arrest bevat onjuistheden en onrechtmatigheden. Daarom zijn klagers voornemens om in cassatie te gaan. Op 17 februari 2020 hebben klagers expliciet bezwaar gemaakt tegen de bevelen, vordering en kosten van het exploot. Aangezien de termijn voor het instellen van beroep bij de Hoge Raad nog niet is verlopen, hebben beklaagden een ambtsovertreding begaan door het arrest te betekenen. De kosten en aankondiging van de executie zijn nietig. De gerechtsdeurwaarders blijven klagers intimideren;

d. de gerechtsdeurwaarders bemoeien zich onrechtmatig en onbevoegd met het doel om geld te ontvangen nu uit het exploot blijkt dat het geld aan de heer Hendriks moet worden betaald;

e. klagers hebben bezwaar gemaakt tegen de kosten van het proces-verbaal, te weten € 101,18. Klagers begrijpen hieruit dat gerechtsdeurwaarder sub 3 zijn exploot aanmerkt als proces-verbaal, een foute benaming. Deze kosten zijn niet toegewezen. Op een dwangbevel deze vage en onrechtmatige kosten vermelden, is wederom laakbaar handelen;

f. het nasalaris bedraagt € 199,00. Dit bedrag is niet toegewezen door het hof. De gerechtsdeurwaarders hebben dit bedrag gevorderd en executie aangekondigd. Zij hebben geweigerd dit bedrag te verwijderen. Dit is tuchtrechtelijk laakbaar;

g. de brief van 20 februari 2020 is niet ondertekend door een persoon. Dit betekent dat de brief namens het hele kantoor is geschreven. Om deze reden zijn alle gerechtsdeurwaarders van het kantoor aangeklaagd. Uit de uittreksels van de KvK blijkt dat geen natuurlijke persoon bestuurder is bij dit kantoor. Klagers zetten vraagtekens bij deze via business waar geen gerechtsdeurwaarders maar rechtspersonen beslissingen nemen en ambtshandelingen verrichten;

Gezien de bovenstaande klachten, dienen aan de gerechtsdeurwaarders maatregelen te worden opgelegd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Klagers hebben hun klachten gericht tegen de gerechtsdeurwaarders genoemd in de aanhef van deze beslissing. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014: 3696). In het verweerschrift heeft toegevoegd gerechtsdeurwaarder sub 3 verzocht om de klacht op naam zijn naam te zetten, omdat hij het arrest aan klagers heeft betekend. Tevens is in het verweerschrift gesteld dat de overige beklaagden niets met het betreffende dossier van doen hebben. Dat de brief van 20 februari 2020 aan klagers niet is ondertekend door een gerechtsdeurwaarder maakt dat niet anders. Dit leidt tot de conclusie dat de klachten gericht tegen (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders sub 1, 2, 4, 5, 6 en 7 kennelijk niet ontvankelijk zijn.

4.3 De voorzitter overweegt naar aanleiding van klachtonderdeel a. en b. het volgende. Op grond van het bepaalde in artikel 434 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de gerechtsdeurwaarder door overhandiging van de executoriale titel aan hem gemachtigd tot het doen van de gehele executie. Een nadere machtiging is niet vereist. Uit niets blijkt dat de gerechtsdeurwaarder alleen opdracht had het arrest te betekenen.

4.4. De voorzitter overweegt naar aanleiding van klachtonderdeel c. het volgende. Ook al is een vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, dan hoeft de gerechtsdeurwaarder niet de termijn voor beroep af te wachten alvorens hij het vonnis of in dit geval het arrest kan executeren. De gerechtsdeurwaarder handelt niet tuchtrechtelijk laakbaar door het arrest te betekenen en executie ervan aan te kondigen. Klagers hebben niets gesteld waaruit intimidatie van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is gebleken. De gerechtsdeurwaarder heeft slechts werkzaamheden uitgevoerd die hij op grond van de ministerieplicht verplicht was te verrichten.

4.5 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel d. dat uit het exploot van betekening blijkt dat mr. [ ] te [ ] de opdrachtgever is van de gerechtsdeurwaarder. Voor het overige wordt verwezen naar de overwegingen onder 4.3.

4.6 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel e. het volgende. De term ‘proces-verbaal’ betreft de beschrijving van het verrichten van een ambtshandeling. In die zin is de term in het exploot niet onjuist. Duidelijker was wellicht geweest als was opgenomen ‘kosten huidig exploot’, aangezien de kosten onderaan het exploot worden gespecificeerd. Klagers moeten betalen voor de betekening van het vonnis en de aanzegging van de executie. Deze kosten worden op grond van het Besluit Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders (Btag) berekend. Klagers hebben niet gesteld en evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder kosten heeft berekend die niet conform de Btag zijn. 

4.7 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel f. het volgende. Wanneer een schuldenaar de hoogte van de nakosten betwist, dan dienen de kosten door de rechter te worden begroot. De gerechtsdeurwaarder moet daarin het initiatief nemen. In het verweerschrift heeft de gerechtsdeurwaarder gesteld niet geweigerd te hebben de nakosten te laten begroten, omdat de executant heeft verzocht de tenuitvoerlegging van het arrest aan te houden. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift uitdrukkelijk gesteld een dergelijke bevelschriftprocedure aan te vangen wanneer hij opdracht krijgt de executie van het arrest te hervatten.

4.8 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel g. dat het verzenden van een brief in antwoord op de brief van klagers van 17 februari 2020, zonder dat deze is ondertekend door een gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar is. Het betreft immers geen ambtshandeling en klagers hebben geen belang bij dit onderdeel van de klacht aangezien zij in die brief antwoord hebben gekregen op hun brief van 17 februari 2020.

De stelling van klagers dat het bedrijf wordt bestuurd door een rechtspersoon heeft geen enkele betekenis voor de toepassing van de Gerechtsdeurwaarderswet en het daarin bepaalde tuchtrecht. 

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en gedeeltelijk als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers (samengevat) het volgende aangevoerd.

6.1 De voorzitter heeft klagers niet toegestaan te reageren op het door de gerechtsdeurwaarders ingediende verweerschrift.

6.2 De voorzitter heeft ten onrechte alleen gerechtsdeurwaarder sub 3 als beklaagde aangemerkt.

6.3 De voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat de gerechtsdeurwaarders het vonnis – dat niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard – mochten executeren.

6.4 De voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat de gerechtsdeurwaarders bevoegdheid ontlenen aan artikel 434 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tot het betekenen van het vonnis. In dit geval hebben de gerechtsdeurwaarders wel opdracht tot betekening, maar niet tot verdere executie. Zij mogen dan ook geen betalingsbevel doen of betaling in ontvangst nemen.

6.5 Klagers zijn continu geïntimideerd en benadeeld door de gerechtsdeurwaarders.

6.6 De gerechtsdeurwaarders hebben tot op heden het gevorderde nasalaris niet verwijderd en de vordering niet aangepast. Wat zij in het verweerschrift vermelden hebben zij niet aan klagers medegedeeld.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarders

In verzet hebben de gerechtsdeurwaarders de door klagers aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Verzetsgrond 6.1 bevat een klacht over de werkwijze van de kamer en hoort dus niet thuis in een tuchtprocedure. Ten overvloede merkt de kamer op dat de Gerechtsdeurwaarderswet geen mogelijkheid geeft voor het indienen van een schriftelijke reactie op een ingediend verweerschrift (repliek). De voorzitter kan daartoe de mogelijkheid bieden (artikel 8 Reglement omtrent de werkwijze van de kamer voor gerechtsdeurwaarders), maar dit hoeft niet. Ingevolge artikel 39 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet kan een klacht zonder nader onderzoek bij beslissing van de voorzitter worden afgewezen. Dat is hier gebeurd. Klagers hebben vervolgens het recht in verzet te gaan, wat zij hebben gedaan.

7.2 Ten aanzien van de onder 6.2 aangevoerde verzetsgrond overweegt de kamer als volgt. Ook in verzet hebben klagers niet weersproken dat beklaagde onder 3 het arrest aan hen heeft betekend en dat de overige beklaagden geen inhoudelijke bemoeienis met het dossier hebben gehad. Het enkele feit dat er een algemene brief is uitgegaan onder de naam van het gerechtsdeurwaarderskantoor, maakt niet dat alle beklaagden betrokken zijn geraakt bij het dossier. Deze verzetsgrond slaagt daarom niet. De kamer merkt nog op dat in de voorzittersbeslissing de klacht ten aanzien van beklaagden onder 1,2,4,5 en 6 kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard; daarvoor moet worden gelezen: kennelijk ongegrond.

7.3. Ten aanzien van de overige verzetsgronden overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Een arrest mag in beginsel ten uitvoer worden gelegd, ook als dit niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard (anders dan klagers stellen onder 6.3). Het ontbreken van uitvoerbaarheid bij voorraad brengt mee dat een tegen het arrest ingesteld rechtsmiddel schorsende werking heeft. Het arrest mag in dat geval niet ten uitvoer worden gelegd. Niet in geschil is echter dat klagers geen rechtsmiddel tegen het arrest hebben ingesteld. Ook de verzetsgronden 6.4 tot en met 6.6 leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient ten aanzien van die verzetsgronden ongegrond te worden verklaard. Hetgeen namens klagers ter zitting is aangevoerd, maakt dit niet anders.

7.4 Dit alles leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. M.C.M. Hamer en M.J.C.. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet  geen rechtsmiddel open.