ECLI:NL:TGDKG:2022:55 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/695931 / DW RK 21/13

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:55
Datum uitspraak: 07-03-2022
Datum publicatie: 08-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/695931 / DW RK 21/13
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Loonbeslag in echtscheidingszaak. In dit geval is niet onbegrijpelijk dat de ministerieplicht is verleend en dat loonbeslag is gelegd. Indien de gerechtsdeurwaarder geweigerd zou hebben zijn ministerie te verlenen, gezien de terughoudendheid bij tenuitvoerlegging van uitspraken waarbij geen duidelijke bedragen worden genoemd en waar sprake is van een procedure tussen ex-echtelieden, zou dit ook begrijpelijk zijn. In dat geval zou dus evenmin sprake zijn van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

Beslissing van 7 maart 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/695931 / DW RK  21/13 van:

[..],

wonende te [..],

klager,

gemachtigde: [..],

tegen:

1. [..],

2. [..],

3. [..],

gerechtsdeurwaarders te [..],

4. [..],

5. [..],

6. [..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarders te [..],

beklaagden,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 12 januari 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op   12 februari 2021, hebben gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 januari 2022 alwaar klager en zijn raadsvrouw, gerechtsdeurwaarders sub 1 en 5 alsmede hun gemachtigde zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 7 maart 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           op 15 april 2020 heeft de rechtbank [..] de echtscheiding en nevenvoorzieningen (zaaknummer  [..]) uitgesproken tussen klager en [..] (hierna: beschikking I);

-           op 15 april 2020 heeft de rechtbank Noord-Holland een wijziging vaststelling partneralimentatie (zaaknummer [..]) gegeven (hierna: beschikking II);

-           op 29 oktober 2020 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 bovenstaande beschikkingen met bevel betaling aan klager betekend;

-           op 12 november 2020 heeft gerechtsdeurwaarder sub 4 loonbeslag gelegd onder de werkgever van klager;

-           op 17 november 2020 is dit beslag betekend aan klager door gerechtsdeurwaarder sub 2;

-           klager en zijn ex-partner hebben in een kortgeding procedure een schikking getroffen waarbij klager € 14.500 aan zijn ex-partner betaalt en het loonbeslag wordt opgeheven.

2. De klacht

Klager beklaagt zich over het volgende.

De gerechtsdeurwaarder mocht nimmer op basis van de beschikkingen van 15 april 2020 loonbeslag leggen. Uit de beschikkingen blijkt niet dat klager € 22.433,32 aan de vrouw moet voldoen. Uit het dictum van beschikking I blijkt geen vaststelling van de verdeling van de gemeenschap. In punt 2.6.5. staat enkel de gemeenschap beschreven en dat is geen verdeling. De vordering is daarmee onvoldoende bepaalbaar en de ex-partner van klager had dan ook een procedure tot vastlegging van een concreet door haar te vorderen bedrag moeten starten. Indien klager dan niet had betaald, pas dan had de gerechtsdeurwaarder ingeschakeld kunnen worden voor het betekenen, sommeren en uiteindelijk leggen van loonbeslag. De executoriale titels op grond waarvan het loonbeslag is gelegd ontbraken. Hierdoor is het gelegde beslag onrechtmatig. Het door de gerechtsdeurwaarder ten onrechte gelegde beslag heeft er voor gezorgd dat klager aanzienlijke kosten heeft moeten maken doordat hij genoodzaakt was een executie kort geding te starten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en toegevoegd gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De gemachtigde van klager heeft in een e-mail van 16 februari 2021 aan de kamer doorgegeven dat de klacht is gericht tegen alle gerechtsdeurwaarders en toegevoegd gerechtsdeurwaarders van het gerechtsdeurwaarderskantoor [..]. Ter zitting is vastgesteld dat de ambtshandelingen zijn verricht door gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 en toegevoegd gerechtsdeurwaarder sub 4. Dit betekent dat de klacht gericht tegen de overige (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders  niet-ontvankelijk is.

4.3 De kamer overweegt als volgt.
 

4.4 Aan de orde is de vraag of beschikking I een titel oplevert op grond waarvan loonbeslag had mogen worden gelegd. Voorop wordt gesteld dat de gerechtsdeurwaarder bij de marginale toetsing of hij een vordering kan executeren uiterst prudent moet omgaan met een beschikking waarin in het dictum geen duidelijke bedragen zijn vastgesteld zoals bij beschikking I het geval is. Op grond van de jurisprudentie van het Hof Amsterdam geldt dat bij opdrachten als deze (tussen ex-echtelieden) extra voorzichtigheid geboden is (o.a. ECLI:NL:GHAMS:2020:1227 en ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3534)

4.5 Uit de brief van 22 september 2020 die is overgelegd bij het verweerschrift blijkt echter dat de raadsvrouw van klager hierin heeft gesteld dat de ex-partner van klager inderdaad een bedrag toekomt van € 22.433,32. De gerechtsdeurwaarder heeft hieruit mogen concluderen dat de hoogte van de vordering op klager is komen vast te staan. Daarnaast bleven twee door klager aangevoerde verrekenpunten over, te weten de beschadigde [..] en de te veel betaalde partneralimentatie. Uit het proces-verbaal van de zitting van 10 oktober 2019 dat is overgelegd bij het klachtformulier blijkt echter dat de [..] zonder verrekening aan klager moest worden overgedragen. Daarnaast blijkt uit beschikking II dat de ex-partner teveel ontvangen alimentatie niet hoefde terug te betalen. Hieruit heeft de gerechtsdeurwaarder de conclusie kunnen trekken dat geen rekening gehouden hoefde te worden met deze door klager opgeworpen verrekenpunten. Dat nog discussie mogelijk was over de vraag of het niet terug hoeven te betalen een eventuele verrekening niet in de weg stond, zoals door de raadsvrouw van klager in de brief aangevoerd, maakt dit niet anders.

4.6 Geconcludeerd wordt dan ook dat het in dit geval niet onbegrijpelijk – en dus ook niet tuchtrechtelijk laakbaar – is dat de ministerieplicht is verleend en dat loonbeslag is gelegd voor het bedrag van € 22.433,32. Daarbij merkt de kamer op dat, indien de gerechtsdeurwaarder in dit geval geweigerd zou hebben zijn ministerie te verlenen, dit gezien de al genoemde terughoudendheid bij tenuitvoerlegging van uitspraken waarbij geen duidelijke bedragen worden genoemd en waar sprake is van een procedure tussen ex-echtelieden, ook begrijpelijk zou zijn. In dat geval zou dus evenmin sprake zijn van  tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

verklaart de klacht ongegrond.