ECLI:NL:TGDKG:2022:54 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/709007 / DW RK 21/479 MK/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:54
Datum uitspraak: 07-03-2022
Datum publicatie: 08-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/709007 / DW RK 21/479 MK/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Oorspronkelijke beslissing blijft in stand. In de verzetfase kunnen geen nieuwe klachten worden ingediend. 

Beslissing van 7 maart 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 12 oktober 2021 met zaaknummer C/13/700913 / DW RK 21/156 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/709007 / DW RK 21/479 MK/RH ingesteld door:

[..],

wonende te Amsterdam,

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 17 april 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 25 juni 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 12 oktober 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 25 oktober 2021, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 januari 2022 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 7 maart 2022.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van de kantonrechter te Alkmaar van 9 december 2020 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij exploot van 17 december 2020 is het vonnis van 9 december 2020 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 24 december 2020 is beslag op de bankrekening van klager gelegd. Hiertegen heeft (de advocaat van) klager op 28 december 2020 bezwaar gemaakt en is verzocht het bankbeslag op te heffen.

-           Op 25 maart 2021 is beslag gelegd onder de voormalig werkgever van klager,            [..], ten laste van klager.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: ten onrechte beslag op de bankrekening van klager heeft gelegd, nu het beslag meer kosten dan opbrengsten met zich mee zou brengen;

b: één dag na ontvangst van de studiefinanciering van klager beslag op de studiefinanciering heeft gelegd;

c: heeft verzuimd te informeren naar zijn inkomen alvorens bankbeslag te leggen;

d: beslag onder zijn oude werkgever heeft gelegd en hierdoor onnodige kosten heeft gemaakt;

e: één dag voor kerst beslag op de bankrekening van klager heeft gelegd.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een medewerker van een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:2450), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klager kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen a en b stelt de voorzitter voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. Klager staat op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft geen rechtstreeks beslag op de studiefinanciering van klager gelegd, maar op het saldo van de bankrekening van klager. Dat is niet tuchtrechtelijk laakbaar. De gerechtsdeurwaarder heeft voorafgaand het leggen van beslag geen inzage in het saldo van de betreffende bankrekening en weet evenmin of iemand een studiefinanciering ontvangt. Pas nadat de derdenverklaring van de bank is ontvangen wordt duidelijk of het beslag doel heeft getroffen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op deze klachtonderdelen niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat op een gerechtsdeurwaarder geen wettelijke verplichting rust om voor het leggen van bankbeslag te informeren naar de inkomsten van de schuldenaar. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de UWV-polis heeft geraadpleegd alvorens loonbeslag te leggen. Hieruit bleek dat klager werkzaam was bij [..], waarop de gerechtsdeurwaarder bij die werkgever heeft geïnformeerd naar de looninkomsten. De werkgever heeft op het retourformulier de inkomsten van klager ingevuld, maar heeft tevens op de vraag of klager een salaris ontvangt “nee” ingevuld. Dit laatste is door de betrokken medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor over het hoofd gezien. Nu klager niet meer werkzaam was bij [..] had er geen beslag mogen worden gelegd. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is in dit geval niet gebleken. Nadat de gerechtsdeurwaarder ervan op de hoogte raakte dat het loonbeslag ten onrechte was gelegd, heeft de gerechtsdeurwaarder de kosten van het loonbeslag tegengeboekt. Klager is door het gelegde loonbeslag dan ook niet in zijn belangen geschaad.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de voorzitter dat niet valt in te zien waarom een gerechtsdeurwaarder vlak voor feestdagen geen ambtshandelingen zou mogen verrichten. Dat klager hier niet blij mee is is voorstelbaar, maar leidt niet tot de conclusie dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd.

5.1 De gerechtsdeurwaarder heeft misbruik gemaakt van zijn bevoegdheden door vrijwel direct nadat klager zijn studiefinanciering had ontvangen beslag te leggen onder de bank. De lening die klager ontvangt van DUO valt onder de beslagvrije voet. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld en dat daarmee onnodig hoge kosten zijn gemaakt.

5.2 Het loonbeslag was onrechtmatig omdat de gerechtsdeurwaarder in het bezit was van klagers bankafschriften waaruit bleek dat hij slechts een bedrag ontving van DUO. De gerechtsdeurwaarder had dus kunnen weten dat klager niet meer in dienst was van [..] omdat er geen inkomsten op die bankafschriften stonden. Een medewerker van de gerechtsdeurwaarder heeft aan klager echter meegedeeld dat het loonbeslag terecht was gelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft het door de voormalig werkgever ingevulde formulier verkeerd geïnterpreteerd. Het feit dat de gerechtsdeurwaarder deze eenvoudige taak (het lezen van een formulier) verzuimd heeft correct uit te voeren wijst eveneens op onzorgvuldig handelen.

5.3 Klager heeft op 25 januari 2021 een formele klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend met betrekking tot het onrechtmatige beslag. Deze klacht is niet in behandeling genomen door een klachtenbehandelaar, noch is er inhoudelijk op gereageerd. Klagers telefonische klacht met betrekking tot het loonbeslag heeft ook geen enkel resultaat opgeleverd. Pas op het moment van het indienen van de klacht bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders werd contact met klager gezocht en werden de kosten voor het loonbeslag afgeboekt.

5.4 De klacht moet reeds gegrond worden verklaard omdat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag heeft gelegd bij klagers voormalige werkgever, en dit zelf ook heeft erkend.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan niet worden ontvangen in zijn klachten als vermeld onder 5.3.

6.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.