ECLI:NL:TGDKG:2022:53 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/693423 / DW RK 20/578 MdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:53
Datum uitspraak: 28-01-2022
Datum publicatie: 08-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/693423 / DW RK 20/578 MdV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Coronabetekening door achterlating in de brievenbus. Hoewel de tijdelijke regeling voor de betekening van exploten al bestond ten tijde van de betekening op 30 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder destijds een andere afweging gemaakt, dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar.De gerechtsdeurwaarder dient alimentatiezaken zorgvuldig te beoordelen. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder een (marginaal) onderzoek naar de rechtmatigheid van de vordering heeft ingesteld. De kamer beschouwt het betekenen van een herstelexploot niet als adequate reactie op de e-mail van klager. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om de reactie van de opdrachtgeefster terug te koppelen aan klager en de e-mail van klager te beantwoorden. 

Beslissing van 28 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/693423 / DW RK 20/578 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 23 november 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen de beklaagde, hierna te noemen: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 december 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

17 december 2021 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 28 januari 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 mei 2017 is de echtscheiding tussen klager en diens ex-partner (c.q. opdrachtgeefster van de gerechtsdeurwaarder) uitgesproken. In de beschikking is het door klager en zijn ex-partner opgemaakte convenant en ouderschapsplan van 24 februari 2017 opgenomen. 

-           Bij exploot van 30 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder de beschikking van 16 mei 2017 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen, waaronder betaling van € 2.500,-.

-           Bij herstelexploot van 26 november 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder de beschikking van 16 mei 2017 nogmaals aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen, waarbij in de aanzegging een lager bedrag is opgenomen dan in het eerdere exploot.

2. De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

a: de gerechtsdeurwaarder heeft niet getracht het exploot in persoon uit te reiken, terwijl zij daartoe wel verplicht is;

b: de berekening van de hoofdsom is niet af te leiden uit de beschikking;

c: de gerechtsdeurwaarder reageert niet binnen een redelijke termijn op de e-mail van klager van 11 november 2020, maar geeft aan klager steeds slechts een termijn van twee dagen om te reageren.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat zij op 30 september 2020 bij klager heeft aangebeld maar dat er niet werd opengedaan, waarna de gerechtsdeurwaarder het exploot in een gesloten envelop in de brievenbus heeft achtergelaten. Klager heeft ter zitting verklaard dat hij in een kamer naast de voordeur werkt en zeker weet dat er niet is aangebeld. Hij hoorde een brief in de brievenbus vallen en zag iemand weglopen. In het exploot van 30 september 2020 staat dat de beschikking van 16 mei 2017 aan klager is betekend op de in artikel 47 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde wijze door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het adres van klager, omdat na aanbellen niemand werd aangetroffen. Een exploot van een gerechtsdeurwaarder is een authentieke akte in de zin van artikel 156 lid 2 Rv. Op grond van het bepaalde in artikel 157 lid 1 Rv levert een zodanige akte dwingend bewijs op van de daarin gerelateerde verrichtingen van de gerechtsdeurwaarder. Dat betekent dat de inhoud daarvan vast staat behoudens tegenbewijs. De kamer kan op grond van het dossier en de verklaringen ter zitting niet vaststellen dat er niet is aangebeld. Het moet er daarom voor worden gehouden dat het exploot in de brievenbus is achtergelaten nadat er na aanbellen niemand is aangetroffen.

4.3 Blijkens het exploot van 26 november 2020 is de beschikking van 16 mei 2017 nogmaals aan klager betekend, dit keer door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het adres van klager, omdat de gerechtsdeurwaarder volgens de door de overheid afgekondigde maatregelen in verband met het corona-virus geen contact heeft kunnen/mogen zoeken met iemand aan wie rechtsgeldig een afschrift kon worden gelaten. Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Verwezen wordt naar een arrest van de Hoge Raad van 19 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1088). Hoewel de tijdelijke regeling voor de betekening van exploten al bestond ten tijde van de betekening op 30 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder destijds een andere afweging gemaakt. Dit blijkt uit een mailbericht van 4 december 2020 aan klager waarin is vermeld dat het kantoor vanaf 9 oktober 2020 exploten aan natuurlijke personen volgens de zogeheten “coronabetekening” doet.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer het volgende. Hoewel de gerechtsdeurwaarder door een opdrachtgever wordt ingeschakeld en zij in beginsel haar ministerie dient te verlenen, dient zij als zelfstandig openbaar ambtenaar dergelijke opdrachten zorgvuldig te beoordelen, waarbij van haar een kritische houding mag worden verwacht. Dit geldt vooral in een alimentatiezaak waarbij door de rechter is bepaald dat de onderlinge regelingen uit het convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder een (marginaal) onderzoek naar de rechtmatigheid van de vordering heeft ingesteld. Een dergelijk onderzoek had namelijk tot de conclusie dienen te leiden dat de titel geen grondslag bood het bedrag van € 2.500,- van klager te vorderen. Dit klachtonderdeel is daarom terecht voorgesteld.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de e-mail van klager van 11 november 2020 heeft doorgestuurd naar de opdrachtgeefster. De opdrachtgeefster heeft hier vervolgens bij e-mail van

23 november 2020 op gereageerd. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder op

26 november 2020 een herstelexploot aan klager betekend. De kamer beschouwt het betekenen van het herstelexploot niet als adequate reactie op de e-mail van klager van 11 november 2020. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om de reactie van de opdrachtgeefster terug te koppelen aan klager. Dit klachtonderdeel is dan ook terecht voorgesteld. Dat klager in de exploten een termijn van twee dagen is gegund om aan de inhoud van het exploot te voldoen berust op een wettelijke bepaling en is dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.6 De kamer verklaart klachtonderdelen b en c gegrond en ziet aanleiding de  gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op te leggen.

4.7 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet in samenhang met de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

4.8 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

4.9 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

 

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:              

  • verklaart de klachtonderdelen b en c gegrond;
  • verklaart klachtonderdeel a ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,-, te betalen na het onherroepelijk worden van deze uitspraak;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak.