ECLI:NL:TGDKG:2022:52 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/700452 / DW RK 21/136 MdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:52
Datum uitspraak: 28-01-2022
Datum publicatie: 08-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/700452 / DW RK 21/136 MdV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet, oorspronkelijke beslissing over ten uitvoerlegging dwangbevel CJIB blijft in stand.

Beslissing van 28 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 16 maart 2021 met zaaknummer C/13/690990 / DW RK 20/502 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/700452 / DW RK 21/136 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 5 oktober 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna te noemen: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 6 november 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 16 maart 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 19 maart 2021. Bij brief, ingekomen op 6 april 2021, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 december 2021 waar klager is verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft kort voorafgaand aan de zitting schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De uitspraak is bepaald op 28 januari 2022.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft tijdig verzet ingesteld, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij exploot van 10 juni 2020 is een ten laste van klager uitgevaardigd dwangbevel van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) van 3 juni 2020 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Bij brieven van 24 en 30 juni 2020 en 2 juli 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht contact met het gerechtsdeurwaarderkantoor op te nemen teneinde tot een oplossing te kunnen komen.

-           Bij brief van 7 juli 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder het bezoek van klager op het kantoor die dag bevestigd en klager dan wel zijn schuldhulpverlener de gelegenheid gegeven om binnen twee weken contact met de gerechtsdeurwaarder op te nemen teneinde een betalingsregeling te treffen. Hierop is geen reactie gekomen.

-           Op 29 juli 2020 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) ten laste van klager.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder niet reageert op zijn verzoeken om het gelegde beslag op zijn loon op te heffen en de geïnde gelden terug te storten;

b: de gerechtsdeurwaarder onnodig kosten heeft gemaakt en dat de kosten bovendien niet in verhouding staan met de hoofdsom;

c: de gerechtsdeurwaarder het crisistraject en DFD-traject negeert waarin klager zich bevindt.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt de voorzitter voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een dwangbevel ten uitvoer te leggen. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 27 augustus 2020 geïnformeerd dat het betreffende dwangbevel reeds is geïncasseerd door een ander gerechtsdeurwaarderskantoor en heeft verzocht de geïncasseerde gelden terug te storten. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder klager bij e-mail van diezelfde dag verzocht om een kopie van het betreffende dwangbevel, zodat hij kan zien of de vordering daadwerkelijk twee keer geïncasseerd is. Klager heeft hierop bij e-mail van diezelfde dag aangegeven dat er via de gemeente [..] een schuldsaneringstraject loopt en dat met het CJIB afspraken zijn gemaakt en de verkeersboetes zijn vervallen. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 28 augustus 2020 nogmaals verzocht om een kopie van het dwangbevel en tevens om bewijsstukken dat er een schuldsaneringstraject bij de gemeente loopt. Hierop heeft klager niet meer gereageerd. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder, alvorens hij is overgaan tot het leggen van loonbeslag, klager meermalen in de gelegenheid heeft gesteld om tot een oplossing te komen. Hierop heeft klager niet gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door beslag op het inkomen van klager te leggen. Tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan klager een executiegeschil aanwenden. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg. De door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten berusten op door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders (Btag) neergelegde tarieven. Pas wanneer de kosten volledig onnodig zijn gemaakt, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen, maar dat kan in deze zaak niet uit de overgelegde producties worden opgemaakt.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder eerst op 7 september 2020 een brief van de gemeente [..] van 4 september 2020 heeft ontvangen, waaruit blijkt dat klager zich pas recentelijk heeft aangemeld bij de schuldhulpverlening. Verder is niet gebleken dan wel aangetoond dat het CJIB de gerechtsdeurwaarder heeft bericht dat het dossier moet worden aangehouden dan wel dat de executie moet worden gestopt of dat de geïncasseerde gelden moeten worden teruggestort in verband met een schuldhulpregeling. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder € 933,44 heeft geïncasseerd, terwijl de oorspronkelijke vordering € 44,00 bedroeg. De verhouding is zoek en het handelen van de gerechtsdeurwaarder is in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.