ECLI:NL:TGDKG:2022:51 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/702644 / DW RK 21/226 MdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:51
Datum uitspraak: 08-04-2022
Datum publicatie: 08-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/702644 / DW RK 21/226 MdV/RH
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet, oorspronkelijke beslissing blijft in stand. Anders dan klager meende, beschikt hij niet over een voor tenuitvoerlegging vatbare titel waarmee een gerechtsdeurwaarder op pad zou kunnen worden gestuurd. De gerechtsdeurwaarder heeft klager terecht verwezen naar een advocaat.

Beslissing van 28 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 25 mei 2021 met zaaknummer C/13/694036 / DW RK 20/605 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/702644 / DW RK 21/226 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..]

klager,

gemachtigde: [..],

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 7 december 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail, ingekomen op 20 januari 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij beslissing van 25 mei 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 31 mei 2021, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 december 2021 alwaar de gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De gemachtigde van klager heeft ter zitting meegedeeld dat klager, haar vader, [..], intussen is overleden en dat zij thans optreedt namens haar moeder, [..] die de klacht heeft overgenomen. De uitspraak is bepaald op 28 januari 2022.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft tijdig verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Medio oktober 2020 heeft klager zich bij (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder gemeld met de bedoeling een opdracht aan de gerechtsdeurwaarder geven.
  • Bij e-mail van 3 november 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder, na bestudering van de stukken, klager (gemotiveerd) laten weten dat de opdracht niet zal worden aangenomen. Klager is geadviseerd om de zaak voor te leggen aan een advocaat.
  • Vanaf 3 november tot zeker 28 november 2020 is klager de gerechtsdeurwaarder blijven mailen om deze te bewegen toch de opdracht aan te nemen. De gerechtsdeurwaarder heeft hier steeds op gereageerd met dezelfde mededeling als in zijn e-mail van 3 november 2020.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich – naar de voorzitter begrijpt – er over dat de gerechtsdeurwaarder zijn zaak niet wil aannemen en hem naar een advocaat heeft doorgestuurd voor het verkrijgen van een uitspraak van de rechter. Klager meent zich daarover bij de kamer te kunnen beklagen en de kamer te verzoeken de gerechtsdeurwaarder daarvoor een strafmaatregel op te opleggen, nu de gerechtsdeurwaarder voorbij gaat aan zijn onderzoeksplicht.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Anders dan bij de opdracht een ambtshandeling te verrichten, waaraan de gerechtsdeurwaarder ingevolge art. 11 Gdw in beginsel gevolg dient te geven, bestaat er geen wettelijke beperking voor de gerechtsdeurwaarder een opdracht te weigeren. De gerechtsdeurwaarder heeft door het weigeren van deze opdracht, zoals geformuleerd door klager, dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

4.3 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder zich verder dienstbaar en als goed gerechtsdeurwaarder heeft getoond door de zaak van klager eerst te bestuderen. De gerechtsdeurwaarder heeft na bestudering echter geconcludeerd, wat ook herhaaldelijk aan klager is medegedeeld, dat de gerechtsdeurwaarder de opdracht niet kan aannemen omdat (i) geen sprake van een vonnis was dat ten uitvoer kan worden gelegd en (ii) klager beter gebaat zou zijn bij een (specialistisch advocaten)kantoor die bekend is met beroepsaansprakelijkheid zaken. De gerechtsdeurwaarder heeft klager, gelet op de omstandigheden hiermee zo goed als mocht worden verwacht (verder) op weg geholpen. Klager heeft kennelijk een ander, meer omvangrijk, beeld van de onderzoeksplicht van de gerechtsdeurwaarder dan de marginale werkelijkheid die de plicht behelst. Zoals de klacht nu is gepresenteerd  – maar mogelijk ook als de opdracht wél was aangenomen – kan de gerechtsdeurwaarder onder dat (werkelijke) toetsingskader niet worden verweten geen invulling te hebben gegeven aan zijn onderzoeksplicht.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd:

- de notaris heeft bij het opstellen van een akte in 1975 een fout gemaakt door geen akte van scheiding op te stellen;

- er is een minnelijke schikking tot stand gekomen, waardoor het van belang is dat de gerechtsdeurwaarder meedeelt wat er voor de afwikkeling van de zaak nog moet gebeuren. Klager heeft echter van de gerechtsdeurwaarder niets mogen vernemen;

- de gerechtsdeurwaarder heeft zijn onderzoeksplicht verzaakt door klager door te verwijzen naar een advocaat.

Ter zitting heeft de gemachtigde nog toegelicht dat van de gerechtsdeurwaarder werd verwacht dat deze een helpende hand zou bieden door na te gaan wat er nog zou moeten gebeuren in de afwikkeling van de erfenis en door eventueel een ontbrekende akte op te vragen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Anders dan klager meende, beschikt hij niet over een voor tenuitvoerlegging vatbare titel waarmee een gerechtsdeurwaarder op pad zou kunnen worden gestuurd. De gerechtsdeurwaarder heeft klager terecht verwezen naar een advocaat. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.