ECLI:NL:TGDKG:2022:5 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/695117 / DW RK 20/636

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:5
Datum uitspraak: 10-01-2022
Datum publicatie: 11-01-2022
Zaaknummer(s): C/13/695117 / DW RK 20/636
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis te executeren. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 22 december 2020 met zaaknummer C/13/681558 / DW RK 20/124 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/695117 / DW RK 20/636 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,
gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 24 maart 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 24 april 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 29 april 2020, heeft klager zijn klacht aangevuld. Bij e-mail van 6 mei 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een aanvullende reactie op de nagekomen stukken van klager gegeven. Bij beslissing van 22 december 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 23 december 2021 aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 27 december 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 november 2021 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 10 januari 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met een vordering van De Friesland Zorgverzekeraar N.V. op klager.

-           Bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord Nederland van

25 februari 2020 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij exploot van 27 maart 2020 is dit vonnis aan klager betekend met  gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 3 april 2020 is executoriaal derdenbeslag op de zorgtoeslag van klager gelegd. Bij exploot van 7 april 2020 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte een vordering van De Friesland Zorgverzekeraar N.V. ten laste van klager incasseert.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De klacht is ingediend tegen [  ], een gerechtsdeurwaarderskantoor, hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij klachten tegen een samenwerkingsverband dient de tuchtrechter zelf te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696).

4.2 De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift aangevoerd dat het dossier van klager in behandeling is bij een afdeling van [  ] de vestiging [  ], waarvoor de in de aanhef genoemde gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is. Om die reden wordt zij in deze procedure aangemerkt als beklaagde. Als gerechtsdeurwaarder is zij ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 De gerechtsdeurwaarder legt een vonnis ten uitvoer ten laste van klager. Dat is op zichzelf niet verwijtbaar en in beginsel is de gerechtsdeurwaarder daartoe zelfs verplicht op grond van artikel 11 Gerechtsdeurwaarderswet. Klager is het niet eens met de vordering en stelt dat hij niets verschuldigd is. Die bezwaren kunnen klager in deze tuchtrechtprocedure (waarbij het gaat om de vraag of de gerechtsdeurwaarder conform tuchtrechtelijke normen heeft gehandeld) niet baten. Klager is in het vonnis van 25 februari 2020 veroordeeld tot het betalen van € 299,30 aan hoofdsom, € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en € 404,06 aan proceskosten. Klager heeft niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat hij die bedragen na het vonnis van 25 februari 2020 heeft betaald. Voor zover klager stelt dat hij ten onrechte tot betaling van dat bedrag is veroordeeld, had hij tegen het vonnis in hoger beroep kunnen gaan. Dit heeft klager echter niet gedaan. Het feit dat klager het alsnog niet eens is met de inhoud van het vonnis betekent echter niet dat de gerechtsdeurwaarder een verwijt treft, wanneer hij het vonnis ten uitvoer legt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij geen achterstand in de betaling van zijn zorgverzekering heeft. De zorgverzekeraar heeft een fout gemaakt met als gevolg dat klager geen zorgverzekeraar meer heeft en hij daarom niet naar fysiotherapie kan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Uit het vonnis van 25 februari 2020 blijkt dat het vonnis op tegenspraak is gewezen en dat klager dan ook in de procedure is verschenen en verweer heeft kunnen voeren. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis te executeren. De gevolgen die klager stelt te hebben ondervonden van het op goede gronden gelegde beslag, maakt dit niet anders. Zoals de voorzitter terecht heeft overwogen, is het niet aan de gerechtsdeurwaarder om bezwaren tegen het vonnis te behandelen, dat is aan de rechter, zonodig in hoger beroep.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.K. Mireku en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.