ECLI:NL:TGDKG:2022:42 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/708106 / DW RK 21/444 MdV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:42
Datum uitspraak: 01-04-2022
Datum publicatie: 04-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/708106 / DW RK 21/444 MdV/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich over het betekenen van een exploot, betwist de vordering en stelt dat sprake is van disproportionele kosten. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 1 april 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 5 oktober 2021 met zaaknummer C/13/699442 / DW RK 21/118 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/708106 / DW RK 21/444 MdV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 18 februari 2021 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 19 mei 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij e-mail met bijlage, ingekomen op 7 juni 2021. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van

18 juni 2021 gereageerd. Bij beslissing van 5 oktober 2021 heeft de voorzitter de klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en gedeeltelijk als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klaagster toegezonden. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 6 oktober 2021, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft haar verzet aangevuld bij e-mail van 6 februari 2022. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 februari 2022 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder telefonisch is gehoord. Klaagster is, met kennisgeving, niet verschenen. De uitspraak is bepaald op 1 april 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 4 februari 2021 heeft gerechtsdeurwaarder [  ] van  gerechtsdeurwaarderskantoor [  ] (hierna: [  ]) ten laste van klaagster beslag gelegd onder de ING Bank N.V.

-           Op 9 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder in opdracht van [  ] het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klaagster betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: een exploot, opgesteld op briefpapier van [  ], in een enveloppe van [  ] op haar adres heeft achtergelaten;

b: het tweede exploot niet had mogen betekenen;

c: onrechtmatig beslag heeft gelegd op haar bankrekening omdat er geen openstaande vorderingen meer zijn;

d: kwalijk heeft gehandeld door € 80,- aan kosten in te houden en die naderhand terug te boeken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter als volgt. De gerechtsdeurwaarder is ingevolge artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet in beginsel verplicht om ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten indien hierom wordt verzocht. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ontvangt en er geen sprake is van uitsluiting van bevoegdheid, ontstaat daarmee automatisch de verplichting tot het verrichten van die ambtshandeling. In het onderhavige geval heeft de gerechtsdeurwaarder van [  ] een ambtelijke opdracht ontvangen om conform artikel 475i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) een exploot aan klaagster te betekenen. Uit het verweerschrift volgt dat [  ] het door haar opgestelde exploot, wegens capaciteitsproblemen niet zelf kon betekenen. Het is niet tuchtrechtelijk laakbaar dat het exploot op briefpapier van een ander gerechtsdeurwaarderskantoor, in dit geval [  ], is gesteld zolang deze voldoet aan de eisen van artikel 45 lid 3 Rv. Daarnaast moeten ingevolge artikel 47 lid 2 Rv op de enveloppe de gegevens van de betekenende gerechtsdeurwaarder worden vermeld. Blijkens de overgelegde producties heeft de gerechtsdeurwaarder voldaan aan de vereisten uit de twee voornoemde artikelen. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken zodat naar het oordeel van de voorzitter dit klachtonderdeel ongegrond is.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter als volgt. De enkele niet nader door klaagster onderbouwde stelling is onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Klaagster volstaat met een algemeenheid zonder nadere toelichting of onderbouwing. Naar het oordeel van de voorzitter is dit klachtonderdeel ongegrond.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdelen c en d overweegt de voorzitter als volgt. Deze klachten hebben betrekking op een gerechtsdeurwaarder van [  ]. De beklaagde gerechtsdeurwaarder is enkel betrokken geweest bij de overbetekening van het bankbeslag. Naar het oordeel van de voorzitter zijn deze twee klachtonderdelen niet-ontvankelijk.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster gedeeltelijk  kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en gedeeltelijk als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat [  ] en [  ] op geen enkele wijze juridisch met elkaar verbonden zijn en het exploot van [  ] dan ook niet in een envelop van [  ] aan klaagster had mogen worden betekend. Verder kent [  ] [  ] en het betreffende dossier van [  ] niet.

6.2 Klaagster heeft verder aangevoerd dat deze zaak een niet opeisbare vordering ad € 20,21 betreft.

6.3 Klaagster heeft tevens in verzet aangevoerd dat sprake is van disproportionele kosten.

6.4 Klaagster heeft ten slotte aangevoerd dat [  ] niet in het gerechtsdeurwaardersregister is vermeld. [  ] was dan ook niet bevoegd om het exploot van 9 februari 2021 te betekenen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Voor zover klaagster nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan zij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klaagster kan niet worden ontvangen in haar klacht als vermeld onder 6.4. Ten overvloede wijst de kamer erop dat de naam van de beklaagde gerechtsdeurwaarder [  ] is en niet [  ].

7.2 De kamer overweegt ten aanzien van de overige verzetsgronden dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt.  

7.3 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. A.K. Mireku en

mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.