ECLI:NL:TGDKG:2022:38 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/695994 DW RK 21/14 MK/ SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:38
Datum uitspraak: 30-03-2022
Datum publicatie: 01-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/695994 DW RK 21/14 MK/ SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster beklaagt zich onder meer erover dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op de woning, AOW en pensioen van klaagster. Niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Klacht deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 maart 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/695994 DW RK 21/14 MK/ SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 13 januari 2021, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft haar klacht nader toegelicht in een aantal e-mails, te weten van 19 januari, 3 februari, 5 februari, en 18 februari 2021. Op verzoek van de kamer heeft klaagster op 19 juni 2021 haar klacht opnieuw op papier gezet. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 februari 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 februari 2022 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 30 maart 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • op 2 juni 2017 heeft de kantonrechter het huurcontract van klaagster ontbonden met bevel de woning binnen twee maanden te ontruimen;
  • de woning is door de gerechtsdeurwaarder op 21 augustus 2017 ontruimd;
  • op 11 mei 2020 is een vaststellingsovereenkomst opgesteld waarin is vastgesteld dat klaagster € 6.844,60 moet voldoen;
  • klaagster heeft tien termijnen van € 500,00 voldaan;
  • op 18 december 2020 heeft de kantonrechter klaagster veroordeeld een vordering te voldoen aan [   ];
  • de gerechtsdeurwaarder heeft op onbekende datum beslag gelegd op klaagsters pensioen en haar woning.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich – samengevat – over het volgende.

  1. de gerechtsdeurwaarder bedreigt klaagster en wil haar vermoorden. De gerechtsdeurwaarder kan niet lezen en wil haar woning en overwaarde hebben, naast klaagsters AOW uitkering en pensioen.
  2. de gerechtsdeurwaarder heeft de bezittingen uit klaagster vorige (huur)woning verkocht, maar hij houdt vol dat deze zijn vernietigd. Klaagster kan dit niet geloven want de bewoners van haar vorige adres lopen met haar spullen te pronken.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt.

4.3 Klaagster beschuldigt de gerechtsdeurwaarder van strafbare feiten. De kamer kan echter niet vaststellen dat die gedragingen zich werkelijk hebben voorgedaan, nu klaagster daartoe geen enkele nadere onderbouwing heeft gegeven en de gerechtsdeurwaarder aannemelijk heeft gemaakt dat van enige bedreiging vanuit zijn kant geen sprake is geweest. Dit klachtonderdeel stuit daarop af.

4.4 De kamer gaat er vanuit dat het verwijt van klaagster dat de gerechtsdeurwaarder niet kan lezen slaat op hetgeen klaagster heeft aangevoerd over het vonnis van 18 december 2020. Klaagster stelt ten aanzien daarvan dat de kantonrechter de vordering die de eisende partij op haar heeft (gehad) heeft afgewezen. Hetgeen de kantonrechter heeft afgewezen heeft echter betrekking op de tegenvordering van klaagster en niet op de vordering van eisende partij. Deze vordering is in het vonnis toegewezen. Daarmee is voornoemd vonnis de grondslag voor de beslagen die zijn gelegd op de woning van klaagster en haar pensioen. Ten aanzien daarvan overweegt de kamer voorts dat het leggen van executoriaal derdenbeslag (door de gerechtsdeurwaarder) niet in strijd is met de tuchtrechtelijke norm, nu klaagster op grond van art. 3:276 Burgerlijk Wetboek haar hele vermogen instaat voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klaagster. In dit geval is beslag gelegd op de woning in combinatie met beslag op het pensioen van klaagster. Los van de omstandigheid dat dit in beginsel niet tuchtrechtelijk laakbaar is, is deze maatregel begrijpelijk gelet op de door de gerechtsdeurwaarder geschetste voorgeschiedenis (ten aanzien van een eerdere uitspraak betreffende dezelfde eiser), de principiële weigering van klaagster om aan de inhoud van het vonnis te voldoen en een woning met een beduidende overwaarde. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelingen is geen sprake.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt overwogen dat de ontruiming van de woning heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2017. Klaagster heeft haar klacht op 13 januari 2021 ingediend. Gelet op het bepaalde in artikel 37 tweede lid van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klaagster heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht door de kamer niet-ontvankelijk verklaard. Vastgesteld wordt dat de klacht over dit handelen na verloop van drie jaar is ingediend. Dit klachtonderdeel is daarom niet-ontvankelijk.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdeel a. ongegrond;
  • verklaart klachtonderdeel b. niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. L. van Berkum en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.