ECLI:NL:TGDKG:2022:36 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/706864 / DW RK 21/408 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:36
Datum uitspraak: 30-03-2022
Datum publicatie: 01-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/706864 / DW RK 21/408 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er onder meer over dat een medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder zich heeft voorgedaan als de gerechtsdeurwaarder. De kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 maart 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 24 augustus 2021met zaaknummer C/13/697956 DW RK 21/81 LV/RH en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/706864 / DW RK 21/408 MK/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ] ([   ],

klager,

tegen:

mr. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 23 februari 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 2 april 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 24 augustus 2021 heeft de voorzitter de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaart en voor het overige als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 25 augustus 2021. Bij brief, ingekomen op 6 september 2021, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 februari 2022 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 30 maart 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • op 18 juli 2007 is klager veroordeeld een vordering van [   ] te voldoen;
  • op 30 oktober 2013 is de vordering verkocht aan [   ], later overgedragen aan [   ];
  • op 29 maart 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder het UWV op de uitkering van klager;
  • op 30 maart 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klager in de gelegenheid gesteld een voorstel tot finale kwijting te doen;
  • op 15 juli 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder stukken verzonden naar klager;
  • op 2 december 2020 en 14 december 2020 heeft klager een e-mail verzonden aan de gerechtsdeurwaarder;
  • op 16 december 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd;
  • klager heeft op 31 januari 2021 een klacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder;
  • op 23 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de klacht beantwoord.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende:

  1. klager wordt onrechtmatig gekneveld door een pseudo-deurwaarder;
  2. het beslag dat is gelegd op 29 maart 2016 is onrechtmatig;
  3. de akte van cessie is niet bijgevoegd, de gerechtsdeurwaarder heeft het verzoek deze te overleggen niet beantwoord;
  4. op 23 oktober 2017 heeft de advocaat van klager verzocht om het dossier van klager. Op dit verzoek is geen antwoord gekomen;
  5. afdreiging in collusie met [   ]. De gerechtsdeurwaarder dreigt met een dagvaarding indien de vordering niet wordt voldaan, terwijl de kredietovereenkomst een identieke valse handtekening heeft;
  6. de gerechtsdeurwaarder en[   ] knevelen een onschuldige door het sturen van het schikkingsvoorstel;
  7. de gerechtsdeurwaarder heeft niet gereageerd op het e-mailbericht van mevrouw [   ] en heeft evenmin gereageerd op het verzoek de premie en belasting van de UWV uitkering aan klager te betalen;
  8. de gerechtsdeurwaarder heeft de conceptdagvaarding nimmer betekend aan [   ]en de [   ].

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen medewerkers van een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt overwogen dat uit niets blijkt dat [   ], medewerker op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder zich heeft voorgedaan als gerechtsdeurwaarder. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond;

4.3 De klachtonderdelen b. c. en d. worden niet-ontvankelijk verklaard op grond van het volgende. In artikel 37 tweede lid van de Gerechtsdeurwaarderswet is bepaald dat  indien een klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft,   deze klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk wordt verklaard. De klachtonderdelen b. c. en d. betreffen feiten van meer dan drie jaar geleden, waarover klager destijds had kunnen klagen.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel e. wordt overwogen dat het niet tuchtrechtelijk laakbaar is dat de gerechtsdeurwaarder meedeelt dat klager in rechte kan worden betrokken indien hij de vordering niet voldoet. Indien klager het niet eens is met de vordering kan hij zich in rechte verweren.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel f. wordt overwogen dat het doen van een schikkingsvoorstel op geen enkele wijze leidt tot het oordeel dat klager onder druk wordt gezet of wordt gekneveld.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel g. wordt als volgt overwogen. De gerechtsdeurwaarder heeft klager meerdere malen meegedeeld dat de vordering is gekocht door [   ] en meegedeeld dat met de gerechtsdeurwaarder dient te worden gecorrespondeerd. De contacten van klager met [   ] en [   ] hebben door het doorverkopen van de vordering geen zin. De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat op 15 juli 2020 alle relevante stukken zijn verzonden aan klager. De gerechtsdeurwaarder heeft op 16 december 2020 in een e-mail aan klager onder meer verzocht het verzoek om terugbetaling van het bruto-netto gedeelte van de beslagvrije voet nader toe te lichten. Niet geoordeeld kan worden dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op verzoeken van de zijde van klager. 

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel h. wordt overwogen dat klager de gerechtsdeurwaarder geen opdracht heeft gegeven de dagvaarding te betekenen. Reeds hierom kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager – samengevat – aangevoerd dat:

  1. hij is misleid door de medewerker van de gerechtsdeurwaarder, mevrouw [   ], die zich meerdere malen voorstelde als de gerechtsdeurwaarder zelf;
  2. de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig beslag heeft gelegd voordat bewijs van de cessie was overgelegd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Ten overvloede wenst de kamer het volgende toe te voegen. De omstandigheid dat de dubbele (achter)naam van de gerechtsdeurwaarder iets anders suggereert dan de werkelijkheid is, in combinatie met de omstandigheid dat de vrouw van de gerechtsdeurwaarder een enkele achternaam voert en eerstelijns in contact is met debiteuren, maakt dat enige verwarring aan de zijde van klager (en andere debiteuren) is voor te stellen. Uiteraard is de gerechtsdeurwaarder vrij om zijn kantoor te organiseren zoals hij dat juist acht. De kamer geeft desondanks mee, in het licht van deze klacht én met oog op de toekomst, dat het wellicht de moeite waard is om na te denken over een ander wijze van communiceren ten aanzien van de namen om  de kans op een dergelijke verwarring te verminderen.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. L. van Berkum en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.