ECLI:NL:TGDKG:2022:31 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/695894 DW RK 21/10 LvB/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:31
Datum uitspraak: 16-03-2022
Datum publicatie: 18-03-2022
Zaaknummer(s): C/13/695894 DW RK 21/10 LvB/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder de afspraak omtrent een uitstel van betaling niet heeft gerespecteerd en dus toch beslagen heeft gelegd. Hierdoor is de vordering aanzienlijk verhoogd. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 maart 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/695894  DW RK 21/10 LvB/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 11 januari 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

26 maart 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 februari 2022 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 16 maart 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij brief van 26 februari 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een aanmaning gestuurd inzake een vordering van Waternet;
  • Bij vonnis op tegenspraak van 11 maart 2020 heeft de kantonrechter klager veroordeeld tot betaling van de vordering van Waternet;
  • bij brief van 19 maart 2020 is klager in de gelegenheid gesteld de vordering binnen 5 dagen te voldoen;
  • bij exploot van 31 maart 2020 is het vonnis aan klager betekend, waarbij een in te vullen verklaring omtrent inkomsten en uitgaven is gevoegd;
  • bij e-mail van 1 april 2020 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat hij geen financiële mogelijkheid heeft om de vordering te voldoen in verband met een procedure die hij voert tegen de Gemeente Amsterdam. Klager zal de gerechtsdeurwaarder op de hoogte houden van verdere ontwikkelingen;
  • bij brief van 2 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd naar de stadium van de procedure, waarop klager laat weten dat hij de gemeente heeft gedagvaard tegen 7 jul 2020. Klager verwacht dat de gemeente zal proberen te schikken en zal de gerechtsdeurwaarder daarvan op de hoogte houden;
  • op 23 juli 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de belastingdienst ten laste van klager;
  • vervolgens heeft tussen klager en de gerechtsdeurwaarder diverse correspondentie plaatsgevonden ten aanzien van de stand van zaken in eisers procedure tegen de Gemeente Amsterdam en het door klager gewenste uitstel van betaling;
  • op 25 november 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling voorgesteld van € 75,- per maand ingaande op 30 december 2020;
  • op 4 december 2020 heeft klager gereageerd;
  • op 7 december 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd onder de ABN-AMRO bank;
  • op 28, 30 en 31 december 2020 en 13 januari 2021 heeft klager hiertegen bezwaar gemaakt en nog een toelichting gestuurd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich over het volgende. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder om uitstel van betaling gevraagd in verband met een verwachte uitkomst van een rechtszaak tegen de Gemeente Amsterdam. Klager heeft zoals afgesproken de gerechtsdeurwaarder op de hoogte gehouden van de voortgang van deze procedure. Desondanks heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de belastingdienst en onder de bank. Beide beslagen hebben niets opgeleverd, maar klager dient wel de kosten te betalen. Inmiddels is de vordering van € 120,00 opgelopen naar € 1.054,00.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Anders dan klager stelt is niet gebleken dat is afgesproken om de betaling van de vordering door klager uit te stellen voor de duur van de procedure tegen de gemeente. Wel blijkt uit het verloop dat de gerechtsdeurwaarder klager op momenten kort respijt heeft gegeven in afwachting van berichtgeving omtrent die procedure. Klager is van mening dat het op de weg lag van de gerechtsdeurwaarder om steeds navraag te doen bij klager over de stand van zaken. Klager heeft uit het verleende respijt mogelijk afgeleid dat geen maatregelen zouden worden genomen zolang de procedure tegen de gemeente voortduurde, maar dat is zonder expliciete afspraak daarover onterecht en het lag in ieder geval op de weg van klager om de gerechtsdeurwaarder steeds te informeren.  

4.3 Onweersproken is vast komen te staan dat sprake is (geweest) van een openstaande vordering en dat het onbetaald laten daarvan een executoriale titel heeft opgeleverd. Nu deze titel ter hand is gesteld aan de gerechtsdeurwaarder met de opdracht te executeren én klager op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen in staat voor betaling van de vordering, is de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Als klager het niet eens is met de executie van het vonnis biedt art. 438 Rv de mogelijkheid zijn bezwaren voor te leggen aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg.

4.4 Voorts merkt de kamer op dat gerechtsdeurwaarders in het algemeen gehouden zijn de in rekening gebrachte kosten conform de daarvoor geldende regelingen te berekenen (waaronder de Wet Incassokosten en het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders). Niet is gesteld, noch gebleken dat de gerechtsdeurwaarder buiten de beperkingen van deze regelingen is getreden. Van het feit dat kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. A.K. Mireku en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.