ECLI:NL:TGDKG:2022:29 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/702416 / DW RK 21/216 LvB/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:29
Datum uitspraak: 16-03-2022
Datum publicatie: 18-03-2022
Zaaknummer(s): C/13/702416 / DW RK 21/216 LvB/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld door te corresponderen met de ex-partner van klager over de schulden van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft niet gecontroleerd of de ex-partner daartoe bevoegd was. De kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 maart 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 11 mei 2021 het zaaknummer C/13/692844 DW RK 20/565 MK/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/702416 / DW RK 21/216 LvB/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 6 november 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 december 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 11 mei 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 mei 2021. Bij brief, ingekomen op 25 mei 2021, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 februari 2020 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 16 maart 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is belast met een door klager onbetaalde rekening van [   ].
  • Bij vonnis van de kantonrechter te Assen van 25 oktober 2016 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
  • Bij exploot van 31 oktober 2016 is dit vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
  • Op 22 november 2016 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder [   ] ten laste van klager.
  • Bij e-mail van 30 januari 2017 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om een betalingsregeling van € 250,- dan wel de inhoudingen van het loonbeslag te beperken tot € 250,- per maand.
  • Bij brief van 31 januari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder het verzoek van klager afgewezen en gelijktijdig verzocht om nadere bewijsstukken om de juiste beslagvrije voet te kunnen berekenen.
  • Na ontvangst van alle gevraagde gegevens heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet aangepast. Klager is hiervan bij brief van 14 februari 2017 op de hoogte gebracht.
  • Op 24 februari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd op de onroerende zaak van klager. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is bij exploot van 27 februari 2017 aan klager betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld door hem niet persoonlijk via e-mail en/of telefoon aan te spreken op zijn schulden. Klager is financieel opgelicht door zijn ex-vriendin. De ex-vriendin van klager heeft zijn post verstopt dan wel weggegooid voordat hij er kennis van kon nemen, met als gevolg dat hij niet op de hoogte was van zijn schulden, de zittingen en de gewezen vonnissen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder alle stukken op rechtsgeldige manier aan klager heeft betekend en alle brieven via de post aan klager heeft verzonden. Het kan de gerechtsdeurwaarder niet verweten worden als klager hiervan niet op de hoogte was en zijn ex-vriendin kennelijk alle post heeft verstopt dan wel weggegooid. Verder overweegt de voorzitter dat de e-mail van 30 januari 2017 weliswaar is verzonden vanaf het e-mailadres van de ex-vriendin van klager, maar dat deze e-mail wel is ondertekend door klager. Er was voor de gerechtsdeurwaarder geen aanleiding om te twijfelen of klager hiervan op de hoogte was. De gerechtsdeurwaarder mocht er vanuit gaan dat klager ervan op de hoogte was dat er beslag op zijn inkomen was gelegd. Dat klager kennelijk zijn hele administratie uit handen heeft gegeven aan zijn ex-vriendin komt voor zijn eigen rekening en risico. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder heeft verzuimd te controleren of het klager was waar zij e-mails van ontving (en mee correspondeerde).

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer merkt nog wel op dat zij niet uitsluit dat klager uiteindelijk slachtoffer is geworden van hetgeen hij zijn ex-partner beticht. Maar nog los van het gegeven dat het hier gaat om strafbare feiten die in beginsel geen plaats hebben bij de tuchtrechter, zijn het ook geen omstandigheden die de gerechtsdeurwaarder kunnen worden aangerekend. Klager draagt immers de verantwoordelijkheid voor zijn eigen administratie, ongeacht wat hij daarover heeft afgesproken met derden (in dit geval zijn ex-partner).

7.2 De kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. A.K. Mireku en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.