ECLI:NL:TGDKG:2022:26 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/687496 / DW RK 20/385 LV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:26
Datum uitspraak: 28-02-2022
Datum publicatie: 01-03-2022
Zaaknummer(s): C/13/687496 / DW RK 20/385 LV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder was als zijn rol als waarnemend gerechtsdeurwaarder enkel verantwoordelijk voor de kwaliteitsrekening van de geschorste gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder was niet bevoegd om de (inhoudelijke behandeling van) de dossiers af te rekenen of te sluiten, laat staan over te dragen aan klager. De gerechtsdeurwaarder heeft klager meermalen telefonisch en schriftelijk toegelicht waarom hij niet aan het verzoek van klager om alle lopende dossier over te dragen aan een door hem aangewezen gerechtsdeurwaarder kan voldoen. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 februari 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/687496 / DW RK 20/385 LV/WdJ ingesteld door:

[  ],

advocaat te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 23 juli 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 2 september 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 januari 2022 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder in persoon met zijn gemachtigde en vergezeld van gerechtsdeurwaarder [  ] zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op 28 februari 2022.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           In verband met de tijdelijke schorsing van gerechtsdeurwaarder

[  ] (hierna “[  ]” heeft de minister van Veiligheid en Justitie op 20 februari 2020 bij Ministerieel  Besluit de gerechtsdeurwaarder benoemd tot waarnemend-gerechtsdeurwaarder in de zin van artikel 23, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) in het arrondissement [  ] van 20 februari 2020 tot 20 augustus 2020.

-           Op 2 maart 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder per e-mail van 12:26 uur een circulaire rondgestuurd, waarin is aangegeven dat het kantoor vanaf die dag zal starten met het sluiten en terugsturen van dossiers waarin geen lopende derdenbeslagen en regelingen zitten. In de betreffende e-mail staat een groot aantal geadresseerden in de cc vermeld, die allen een kopie van de circulaire hebben ontvangen.

-           Per e-mail van 2 maart 2020 (13:28 uur) heeft de gerechtsdeurwaarder zich geëxcuseerd voor het meezenden van de adressen van de geadresseerden van de e-mail van 13:26 uur.

-           Op 3 maart 2020 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om zo spoedig mogelijk alle lopende dossiers over te dragen een de door hem aangewezen gerechtsdeurwaarder.

-           Bij e-mail van 3 maart 2020 (15:17 uur) heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat [  ] zal overgaan tot sluiting van de dossiers met retourzending van alle relevante stukken. Hierop heeft klager bij e-mail van 15:52 uur de gerechtsdeurwaarder nogmaals verzocht om aan het verzoek van klager te voldoen.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft klager vervolgens bij e-mail van 3 maart 2020 (16:08 uur), met verwijzing naar zijn eerdere e-mail, geïnformeerd dat hij niet aan het verzoek kan voldoen, omdat de gerechtsdeurwaarder eerst helder dient te krijgen wat de positie van iedere schuldeiser op de derdengeldenrekening is.

-           Op 18 maart 2020 is [  ] failliet verklaard met benoeming van mr. [  ] als curator.

-           Bij e-mail van 15 mei 2020 heeft klager aangegeven dat hij tweeënhalve maand na de circulaire niets meer van de gerechtsdeurwaarder heeft vernomen, met het verzoek om een reactie.

-           Bij e-mail van 11 juni 2020 heeft klager aangekondigd een klacht bij de kamer in te dienen. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder op diezelfde datum gereageerd en klager geïnformeerd dat hij als waarnemend gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor het derdengeld op de kwaliteitsrekening, maar niet voor de behandeling van de dossierportefeuille van het kantoor [  ]. Hij voegt daaraan toe, dat zodra alle dossiers van het kantoor van [  ] zijn afgewikkeld of afgedragen, zal worden overgegaan tot het opmaken van een rekening en verantwoording van de werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder als waarnemer en het uitbetalen van de ontvangen gelden na 20 februari 2020, die klager toekomen conform de afwikkelingen.

-           Bij e-mail van 25 juni 2020 heeft klager de gerechtsdeurwaarder gesommeerd om uiterlijk 3 juli 2020 over te gaan tot het opstellen van eindafrekeningen in al zijn dossiers en uitkering van de aanwezige saldi derdengelden. Klager heeft zijn e-mail op 17 juli 2020 gerappelleerd, waarop hij een automatisch antwoord heeft gekregen dat de gerechtsdeurwaarder tot en met 27 juli 2020 afwezig was.

-           Bij e-mail van 7 augustus 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klager geïnformeerd over de stand van zaken omtrent de afwikkeling van de dossiers.

-           Op 12 augustus 2020 heeft betaling aan klager van de aan klager en/of zijn cliënten toekomende gelden vanuit de derdengeldrekening plaatsgevonden.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) heeft geschonden door een zogenaamde “circulaire opdrachtgevers [  ]” rond te sturen die zichtbaar is voor alle geadresseerden;

b: geen gevolg heeft gegeven aan zijn verzoek om alle lopende dossiers over te dragen aan een door hem aangewezen gerechtsdeurwaarder;

c: niet reageert op zijn e-mailberichten.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a heeft de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift erkend dat hij in zijn eerste bericht op 2 maart 2020 per abuis alle

e-mailadressen van de opdrachtgevers in de kopie conform (‘cc’) heeft gezet in plaats van in de blinde kopie (‘bcc’). Hij heeft zich voor deze vergissing binnen iets meer dan een uur geëxcuseerd. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat, maakt zich in het algemeen niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. Hoewel het onzorgvuldig was dat de gerechtsdeurwaarder alle adressen in de ‘cc’ heeft gezet, mag van de opdrachtgevers worden verwacht dat zij de adressen negeren dan wel uit hun systeem verwijderen. De kamer overweegt hierbij dat de gerechtsdeurwaarder vrijwel onmiddellijk  bekend heeft gemaakt dat hij een vergissing had begaan en hij heeft zijn excuses hiervoor aangeboden.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat een waarnemend gerechtsdeurwaarder dezelfde rechten en verplichtingen heeft als een gerechtsdeurwaarder (art. 24 lid 1 Gdw). Na de datum van schorsing van [  ] en de benoeming van de gerechtsdeurwaarder als waarnemer was [  ] niet langer bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen. Het beheer van de kwaliteitsrekening viel – op grond van de benoeming tot waarnemend gerechtsdeurwaarder – onder de bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder was in het kader van de waarneming evenwel niet bevoegd om de (inhoudelijke behandeling van) dossiers van gerechtsdeurwaarder [  ] over te nemen, of deze behandeling te staken en dossiers af te rekenen of te sluiten, laat staan over te dragen aan klager. Dit betreft immers niet het verrichten van ambtshandelingen. Uit artikel 24 lid 4 Gdw vloeit voort dat de waar te nemen gerechtsdeurwaarder de waarnemend gerechtsdeurwaarder alleen toegang tot zijn administratie verschaft voor zover dit noodzakelijk is voor het vervullen van de waarneming.

Na het faillissement van het deurwaarderskantoor van [  ] viel het beheer van de dossiers onder de bevoegdheid van de curator. De bevoegdheid tot beheer over de kwaliteitsrekening bleef daarbij op grond van art. 19 Gdw bij de gerechtsdeurwaarder op grond van diens benoeming tot waarneming. De curator heeft ten aanzien van deze rekening géén bevoegdheid. Het saldo op de kwaliteitsrekening valt buiten het faillissement en moet naar rato over de rechthebbenden worden verdeeld. Daarbij heeft ook de curator namens de boedel (die immers op grond van de verleende diensten eveneens rechthebbende kan zijn) mogelijk aanspraak op gelden op de kwaliteitsrekening. Omdat eerst duidelijkheid verkregen moet worden over de omvang van een ieders aanspraak is het te billijken dat de gerechtsdeurwaarder een afwachtende houding heeft aangenomen tot er meer duidelijkheid ontstond over de positie van alle betrokken partijen. Bij dit alles geldt dat de gerechtsdeurwaarder voor het beheer van de kwaliteitsrekening afhankelijk is van medewerking van de bank en voor het verkrijgen van informatie over de dossiers afhankelijk is van de curator. In de praktijk blijkt er enige tijd overheen te zijn gegaan voordat de bevoegdheden van een ieder voor alle betrokkenen  duidelijk werden.


Uit de overgelegde producties en het standpunt van de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift blijkt dat de gerechtsdeurwaarder klager meermalen schriftelijk en telefonisch heeft toegelicht waarom hij niet aan het verzoek van klager kon voldoen. Dat klager niet het door hem gewenste antwoord heeft gekregen, maakt niet dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Niet betwist is dat de gerechtsdeurwaarder niet (tijdig) op de e-mails van klager van

15 mei 2020 en 25 juni 2020 heeft gereageerd. Uit de overgelegde producties en het verweerschrift blijkt echter dat de gerechtsdeurwaarder klager (eerder) meermalen per e-mail en telefonisch heeft geïnformeerd dat hij niet verantwoordelijk was voor de inhoudelijke behandeling van de dossiers van klager en enkel verantwoordelijk was voor de kwaliteitsrekening van [  ]. Het was weliswaar netter geweest indien de gerechtsdeurwaarder, eventueel met de enkele verwijzing naar eerdere

e-mails, op de e-mails van klager van 15 mei 2020 en 25 juni 2020 had gereageerd, maar een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder gelet op voorgaande in dit geval niet gemaakt worden.

5.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

28 februari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.