ECLI:NL:TGDKG:2022:25 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/701832 / DW RK 21/187 LV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:25
Datum uitspraak: 28-02-2022
Datum publicatie: 01-03-2022
Zaaknummer(s): C/13/701832 / DW RK 21/187 LV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Dat de sommatiebrief niet met een naam is ondertekend is niet tuchtrechtelijk laakbaar, te meer nu hier geen sprake is van een ambtshandeling. Uit de brief blijkt genoegzaam van welke afdeling de brief afkomstig is en op welke vordering de brief betrekking heeft. Klager heeft zijn stelling dat hij onheus is bejegend niet onderbouwd zodat tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet kan worden vastgesteld. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 februari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 28 april 2021 met zaaknummer C/13/681624 DW RK 20/131 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/701832 / DW RK 21/187 LV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 26 maart 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 3 maart 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 28 april 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op

10 mei 2021, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 januari 2022 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 28 februari 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met een vordering van het CAK op klager.

-           Bij brief van 18 maart 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gesommeerd tot betaling van de openstaande vordering over te gaan.

-           Hiertegen heeft klager bij brief van 21 maart 2020 bezwaar gemaakt.

-           Bij e-mail van 15 mei 2020 heeft klager een betalingsvoorstel bij de gerechtsdeurwaarder ingediend.

-           Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld akkoord te gaan met zijn betalingsvoorstel.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er - voor zover de voorzitter begrijpt - samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder niet ingaat op de bezwaren van klager, de gegeven opdracht vervolgens afraffelt en/of de belangen van klager veronachtzaamt;

b: er geen tenaamstelling op de sommatiebrief vermeld staat;

c: de gerechtsdeurwaarder hem onbeschoft en agressief te woord heeft gestaan.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:2450), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt, nu hij in het verweerschrift heeft aangegeven dat de klacht kan worden geacht te zijn gericht tegen hem. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat klager bij e-mail van

21 maart 2020 bezwaar heeft gemaakt tegen de sommatiebrief van de gerechtsdeurwaarder van 18 maart 2020. Reeds op 26 maart 2020 heeft klager onderhavige klacht ingediend. De gerechtsdeurwaarder is dan ook geen termijn gegund om op de bezwaren van klager te reageren. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder vervolgens akkoord is gegaan met het betalingsvoorstel van klager, met welke regeling de volledige vordering inmiddels is voldaan. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat sommatiebrieven die het gerechtsdeurwaarderskantoor in de minnelijke fase verstuurt automatisch worden aangemaakt en geprint op één locatie, waarop de brieven van daaruit op diezelfde dag worden aangeboden bij een postverzendingsbedrijf. Dat de sommatiebrief niet met een naam is ondertekend is niet tuchtrechtelijk laakbaar, te meer nu hier geen sprake is van een ambtshandeling. Uit de brief blijkt genoegzaam van welke afdeling de brief afkomstig is en op welke vordering de brief betrekking heeft.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c ontkent de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift uitdrukkelijk dat tijdens een telefoongesprek op 23 maart 2020 met klager sprake is geweest van een onheuse bejegening richting klager. Nu klager niet nader heeft onderbouwd waaruit de onbeschofte wijze van te woord staan heeft bestaan, kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld, dient dit klachtonderdeel als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat hij de klacht heeft gericht tegen het gerechtsdeurwaarderskantoor, omdat de gerechtsdeurwaarder weigerde een tenaamstelling dan wel legitimatie door te geven.

6.2 Klager heeft verder aangevoerd dat er slechts een onbeduidende handtekening op  de sommatiebrief staat en geen tenaamstelling. Tevens is de sommatiebrief pas na een aantal maanden verzonden en niet direct nadat de vordering zou zijn ontstaan.

6.3 Voorts heeft klager aangevoerd dat er vanuit een call center namens de gerechtsdeurwaarder is gedreigd met het uitbrengen van een dagvaarding. Ook was nog niet bekend of klager de vordering wel zou moeten gaan betalen.

6.4 Anders dan de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift stelt is er geen sprake van een minnelijke afwikkeling. Klager heeft in het geheel geen contact gehad met de gerechtsdeurwaarder, aldus klager.

6.5 Indien klager in het geheel niet onheus zou zijn bejegend had klager geen klachtenprocedure aanhangig hoeven maken. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder de door klager gedane klachten nog steeds niet naar behoren heeft weerlegd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan niet worden ontvangen in zijn klachten als vermeld onder 6.3.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt.

7.3 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

28 februari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.