ECLI:NL:TGDKG:2022:23 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/703139 / DW RK 21/244

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:23
Datum uitspraak: 28-02-2022
Datum publicatie: 01-03-2022
Zaaknummer(s): C/13/703139 / DW RK 21/244
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich erover dat hij nooit het dagvaardingsexploot en de overbetekening van het loonbeslag heeft ontvangen. Voor zover dit juist is kan dit niet aan de onderhavige gerechtsdeurwaarders worden verweten omdat deze exploten door een collega-gerechtsdeurwaarder zijn betekend. Klager heeft hiervoor een separate klacht heeft ingediend. De stelling van klager dat het gerechtsdeurwaarderskantoor niet bereikbaar is heeft klager niet aannemelijk gemaakt dan wel met stukken onderbouwd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 februari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 25 mei 2021 met zaaknummer C/13/693793 DW RK 20/596 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/703139 / DW RK 21/244 LV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

gemachtigde: [  ],

tegen:

1. [  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

2. [  ],

3. [  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarders te [  ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 1 december 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 januari 2021, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 25 mei 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 7 juni 2021, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 januari 2022 alwaar de gemachtigde van klager en gerechtsdeurwaarder sub 3 zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op

28 februari 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij exploot van 14 oktober 2019 is klager gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Den Haag.

-           Bij verstekvonnis van 23 oktober 2019 van de kantonrechter te Den Haag is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij exploot van 11 november 2019 is het vonnis van 23 oktober 2019 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 18 december 2019 is executoriaal derdenbeslag ten laste van klager gelegd onder [  ].

-           Het proces-verbaal van het gelegde beslag is bij exploot van 6 januari 2020 aan klager betekend.

-           Op 17 juni 2020 is executoriaal derdenbeslag ten laste van klager gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

-           Het proces-verbaal van het gelegde beslag is bij exploot van 19 juni 2020 aan klager betekend.

-           Op 7 september 2020 is beslag op de auto, te weten een Audi A4, van klager gelegd.

-           Het proces-verbaal van het beslag is bij exploot van 14 september 2020 aan klager betekend, met gelijktijdige aanzegging van de openbare verkoop van de auto op 26 oktober 2020.

-           Bij brief van 28 oktober 2020 is aan klager medegedeeld dat de opdrachtgever niet akkoord is gegaan met het voorstel tegen finale kwijting.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: er nooit een dagvaarding voor de zitting van 23 oktober 2019 is verstrekt;

b: het ten laste van klager gelegde loonbeslag te laat aan hem is overbetekend;

c: de kosten onnodig zijn opgelopen;

d: het na februari 2020 niet mogelijk is gebleken om een betalingsregeling met de gerechtsdeurwaarders te treffen;

e: de gerechtsdeurwaarders niet eenvoudig bereikbaar zijn.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat een collega gerechtsdeurwaarder de dagvaarding voor de zitting van 23 oktober 2019 bij exploot van

14 oktober 2019 aan klager heeft betekend. De kantonrechter te Den Haag heeft de vordering vervolgens inhoudelijk beoordeeld, althans de vordering bij verstek toegewezen bij vonnis van 23 oktober 2019. Indien klager het niet eens was met het vonnis, had het op zijn weg gelegen om tijdig na ontvangst van het vonnis in verzet te komen tegen het vonnis. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder hier niet gemaakt worden.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat de onderhavige gerechtsdeurwaarders aan een collega-gerechtsdeurwaarder hebben verzocht om beslag op het inkomen van klager te leggen. Er bestond voor de gerechtsdeurwaarders onder de gegeven omstandigheden geen verplichting toe te zien op de tijdige betekening van het loonbeslag aan klager. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de door de gerechtsdeurwaarders in rekening gebrachte kosten berusten op door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders (Btag) neergelegde tarieven. Dat de kosten zijn opgelopen kan niet aan de gerechtsdeurwaarders worden verweten. Het had op de weg van klager gelegen om (tijdig) tot betaling over te gaan. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel is niet gebleken.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat een betalingsregeling een gunst is van de opdrachtgever en een regeling die onder voorwaarden kan worden getroffen. Het is geen recht van de schuldenaar. Uit het verweerschrift blijkt dat tussen partijen een betalingsregeling tot stand is gekomen welke niet stipt en correct is nagekomen, met als gevolg dat de regeling is komen te vervallen. Klager kan het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten indien de opdrachtgever niet akkoord heeft willen gaan met een nieuwe betalingsregeling.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e hebben de gerechtsdeurwaarders in het verweerschrift aangeven dat alle inkomende telefoongesprekken worden genoteerd en inhoudelijk teruggebeld indien een en ander niet direct afgehandeld kan worden. Tussen 08:00 en

18:00 uur wordt altijd opgenomen door een zaakbehandelaar of een telefoniste namens het kantoor. In het dossier van klager staan meerdere telefoongesprekken en (afgehandelde) terugbelverzoeken, aldus de gerechtsdeurwaarders. De voorzitter ziet zonder onderbouwing van het tegendeel geen aanleiding om aan het standpunt van de gerechtsdeurwaarders te twijfelen. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de eerste klacht ook betrekking had op de vraag of de juiste informatie aan klager was verstrekt. Hieraan wordt in de beslissing nergens gerefereerd. Nergens uit blijkt dat de stukken in de brievenbus van klager zijn gedeponeerd. Klager betwist de dagvaarding te hebben ontvangen.

6.2 Klager heeft verder aangevoerd dat het onder geen beding zo kan zijn dat er geen termijn voor het toezenden van de overbetekening van het loonbeslag bestaat. Indien en voor zover er geen termijn voor zou zijn, dan dient er sprake te zijn van een redelijke termijn. Deze termijn is geschonden.

6.3 Ten slotte heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders onbereikbaar zijn en er daardoor extra werk wordt gecreëerd door de gerechtsdeurwaarders met diverse beslagen, waaronder loonbeslagen. Klager stelt dat het bericht van de gerechtsdeurwaarders dat het kantoor van 08:00 tot 18:00 uur bereikbaar op een onjuist feit berust. Dat de kamer uitgaat van hetgeen een gerechtsdeurwaarder stelt druist in tegen de onafhankelijkheid van de kamer, stelt klager.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Het dagvaardingsexploot van

14 oktober 2019 en het exploot van 6 januari 2020 ten aanzien van het ten laste van klager gelegde loonbeslag, zijn door een collega gerechtsdeurwaarder aan klager betekend. Dat dit niet op juiste dan wel tijdige wijze zou zijn gebeurd kan niet aan bovengenoemde gerechtsdeurwaarders worden verweten. Ter zitting heeft klager aangegeven dat het handelen van de betreffende gerechtsdeurwaarder(s) tijdens een andere zitting van de kamer is behandeld.   

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.D.W. Bom en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

28 februari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.