ECLI:NL:TGDKG:2022:21 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/695921 DW RK 21/11 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:21
Datum uitspraak: 25-02-2022
Datum publicatie: 01-03-2022
Zaaknummer(s): C/13/695921 DW RK 21/11 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder een betalingsvoorstel dat eerst was afgewezen nadien, zonder toelichting, alsnog heeft geaccepteerd. De gerechtsdeurwaarder heeft daartoe aangevoerd dat het eerdere voorstel was afgewezen onder een verkeerde veronderstelling van zaken, waarbij geen rekening was gehouden met de opbrengst uit het beslag. De kamer oordeelt dat hierbij sprake van een vergissing was, die de snel is hersteld en waarvoor de gerechtsdeurwaarder zijn excuses heeft gemaakt. Niet elke fout of vergissing leidt zonder meer tot een tuchtrechtelijk verwijt. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 februari 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/695921 DW RK 21/11 MdV/SM ingesteld door:

G.B.M. Gering,

wonende te Tilburg,

klager,

tegen:

C.A.M. Nouws,

toegevoegd-gerechtsdeurwaarder te ‘s-Hertogenbosch,

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 12 januari 2021, aangevuld op 20 februari 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 2 maart 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 januari 2022. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 25 februari 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • bij exploot van 16 november 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een beschikking d.d. 29 september 2020 aan klager betekend;
  • tussen 17 en 25 november 2020 heeft klager diverse e-mails gestuurd naar de gerechtsdeurwaarder, waarin klager de gerechtsdeurwaarder tracht mee te nemen in het geschil dat speelt tussen hem en de (advocaat van de) opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder;
  • bij brief van 3 december 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder het standpunt van haar opdrachtgever kenbaar gemaakt aan klager;
  • bij e-mail van 4 december 2020 heeft klager een e-mail naar de gerechtsdeurwaarder verzonden, waarop (direct) een automatische ontvangstbevestiging is gevolgd waarin stond “wij streven ernaar uw mail zo spoedig mogelijk te behandelen”;
  • bij exploot van 21 december 2020 is bankbeslag gelegd
  • bij e-mail van 27 december 2020 heeft klager zijn e-mail van 4 december 2020 in herinnering gebracht, omdat hij daar niets meer op had gehoord.
  • bij e-mail van 28 december 2020 is namens de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat er geen aanleiding bestond om op klagers e-mail te reageren;
  • het bankbeslag is op 29 december 2020 aan klager overbetekend;
  • op 29 december 2020 heeft klager een interne klacht ingediend. Deze is op 30 december 2020 behandeld, met bericht aan klager;
  • op 10 januari 2021 heeft klager een betalingsregeling voorgesteld;
  • op 11 januari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder het voorstel afgewezen en een nieuw voorstel gedaan;
  • op 14 januari 2021 is het verschuldigde bedrag verlaagd en het voorstel van klager (alsnog) geaccepteerd;

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat – het volgende:

  1. klager heeft meerdere malen telefonisch contact gezocht om een en ander uit te leggen. Klager heeft niet geweigerd de vordering te betalen. Het antwoord kwam van de gerechtsdeurwaarder in plaats van de advocaat van de wederpartij, met alle kosten van dien;
  2. klager heeft per e-mail de situatie uitgelegd, maar uit de antwoorden blijkt dat de feiten (door de gerechtsdeurwaarder) niet zijn gecheckt;
  3. na indienen van een bezwaar is een e-mail van 4 december 2020 van de gerechtsdeurwaarder ontvangen waarin de indruk wordt gewekt dat klager een antwoord krijgt. Omdat er geen antwoord kwam, zijn de kosten opgelopen door het gelegde beslag;
  4. er is onnodig beslag gelegd, waardoor de kosten zijn opgelopen;
  5. er is beslag gelegd op de bankrekening zonder klager daarvan op tijd in kennis te stellen;
  6. het kantoor is meerdere malen aan de deur geweest om een brief door de bus te gooien. Er werd niet aangebeld;
  7. op 10 januari 2021 heeft klager een betalingsregeling voorgesteld. Op 11 januari kreeg klager een ander voorstel voor een hoger bedrag en op 14 januari werd klagers voorstel, zonder toelichting, alsnog geaccepteerd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Voor zover klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder had moeten wachten met het executeren van de titel totdat de advocaat van de ex-partner van de klager had gereageerd, geldt het volgende. Op een gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem of haar wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren en heeft niet hoeven wachten.

4.3 Klachtonderdeel b. kan ook niet slagen. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde correspondentie volgt dat zij aan  haar opdrachtgever heeft voorgelegd hetgeen klager heeft gesteld over de gang van zaken, inclusief de te betalen kosten van de gerechtsdeurwaarder en de weigering van het voorstel om te verrekenen. De gerechtsdeurwaarder heeft de visie van haar opdrachtgever weergegeven in haar brief van 3 december 2020 aan klager. De gerechtsdeurwaarder dient de titel marginaal te toetsen en is niet gehouden een uitvoerig onderzoek te plegen, oftewel feiten te checken. Het voorleggen van de bezwaren van klager aan de opdrachtgever volstaat. Indien klager het niet eens is met de uitkomst en de daaropvolgende executie, kan hij een executiegeschil starten.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt het volgende overwogen.

Bij e-mail van 4 december 2020 heeft klager zijn bezwaren (op de brief van 3 december 2020) aan de gerechtsdeurwaarder kenbaar gemaakt. Klager heeft op dezelfde datum een ontvangstbevestiging gekregen waarin wordt vermeld: “wij streven er naar uw mail zo spoedig mogelijk te behandelen”. Nadat klager op 27 december 2020 had gerefereerd aan zijn mail van 4 december 2020, omdat daar geen reactie op was gekomen, is hem op 28 december 2020 medegedeeld dat de gerechtsdeurwaarder geen aanleiding zag verder op klager te reageren.

De kamer volgt de stelling van de gerechtsdeurwaarder dat uit de ontvangstbevestiging niet zonder meer afgeleid kan worden dat er een reactie zal volgen; daarin staat alleen dat de mail in behandeling zal worden genomen. In behandeling nemen kan ook betekenen dat er niet gereageerd wordt. Daarnaast blijkt niet  uit de inhoud van de mail van klager dat hij aanstuurde op een (re)actie van de gerechtsdeurwaarder. Klager uitte vooral zijn ontevredenheid over en visie op de gang van zaken. Bovendien had de gerechtsdeurwaarder in haar brief van 3 december 2020 uitvoerig uiteengezet wat de stand van zaken was en wat van klager werd verwacht, te weten betaling van de vordering uiterlijk op 10 december. Niet valt in te zien hoe de gerechtsdeurwaarder verder had moeten reageren op de mail van klager dat hij het daar niet mee eens was. Klager kan dan ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat door het uitblijven van een antwoord de kosten zijn opgelopen. Deze zijn eerder toe te rekenen aan het niet tijdig voldoen van de vordering.

4.5 Voor klachtonderdelen d. en e. geldt het volgende. Ondanks de verzoeken daartoe van klager, heeft de opdrachtgever duidelijk gemaakt niet akkoord te gaan met verrekening van de vordering. Klager had een termijn tot 10 december 2020 om de vordering te voldoen. Nu klager de vordering niet tijdig heeft voldaan, heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd, wat dus niet onnodig was. Voorts is de gerechtsdeurwaarder niet gehouden klager op voorhand in kennis te stellen van een op handen zijnde beslaglegging. Enige voorkennis brengt namelijk het risico met zich dat een beslag geen doel treft, omdat de beslagene zijn tegoeden kan verplaatsen van zijn rekening. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken

4.6 Klachtonderdeel f. is ook tevergeefs voorgedragen. In tegenstelling tot wat klager stelt, heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd wel eerst te hebben aangebeld voordat zij de (ambtelijke) stukken heeft achtergelaten. Hoewel het aanvankelijk een kwestie lijkt van klagers woord tegen dat van de gerechtsdeurwaarder, en dus niet vastgesteld kan worden hoe een en ander ter plaatse is verlopen, volgt uit het betekeningsexploot dat van een rechtsgeldige betekening  sprake is geweest. 

4.7 Ten slotte overweegt de kamer over klachtonderdeel g. als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het eerdere voorstel was afgewezen onder een verkeerde veronderstelling van zaken, waarbij geen rekening was gehouden met de opbrengst uit het bankbeslag. Toen dit duidelijk was heeft de gerechtsdeurwaarder binnen vier dagen de vergissing gecorrigeerd en schriftelijk excuses gemaakt aan klager. Indien een gerechtsdeurwaarder een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt hij/zij zich daarmee niet zonder meer ook schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grove onzorgvuldigheden of handelen tegen beter weten in. Daarvan is echter niet gebleken.

4.8 Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht in zijn geheel niet gegrond is.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.