ECLI:NL:TGDKG:2022:2 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/693496 DW RK 20/582

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:2
Datum uitspraak: 10-01-2022
Datum publicatie: 11-01-2022
Zaaknummer(s): C/13/693496 DW RK 20/582
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft verzuimd het exploot van 22 oktober 2020 (ook) aan de (toenmalige) bewindvoerder van klager te betekenen. Nu gerechtsdeurwaarder sub 1 niets van doen heeft gehad met het betekenen van dat exploot, dient de klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarders sub 1 ongegrond te worden verklaard. De klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 is gegrond. De kamer ziet af van het opleggen van een maatregel.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/693496 DW RK 20/582 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

zonder bekende woon-/verblijfplaats,

klager,

tegen:

1. [  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

2. [  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagden,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier, ingekomen op 24 november 2020, heeft klager een klacht

ingediend tegen gerechtsdeurwaarder sub 1. Bij verweerschrift, ingekomen op

18 december 2020, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 november 2021 alwaar de

gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. Klager is, hoewel

behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op

10 januari 2022.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van de kantonrechter te Bergen op Zoom van 30 september 2020 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij exploot van 22 oktober 2020 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het vonnis van 30 september 2020 aan klager betekend middels achterlating van het exploot aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie te Breda, met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Bij exploot van 10 november 2020 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het vonnis van 30 september 2020 aan de (toenmalige) bewindvoerder van klager betekend, met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat het exploot van 22 oktober 2020 niet aan zijn bewindvoerder is betekend. 

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

5.2 De klacht is blijkens punt 3 van het klachtformulier gericht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder, zijnde gerechtsdeurwaarder sub 1. Op grond van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dienen klachten die zijn gericht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder te worden afgehandeld als zijnde tegen hem gericht. Nu uit de omschrijving van de klacht als verwoord onder punt 4 van het klachtformulier  genoegzaam blijkt dat de klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2, de gerechtsdeurwaarder die heeft verzuimd het exploot van 22 oktober 2020 aan de (toenmalige) bewindvoerder van klager te betekenen, wordt ook deze gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. De in de aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarders worden daarom als beklaagden aangemerkt. Het verweerschrift zal worden beschouwd als zijnde afkomstig van beide genoemde gerechtsdeurwaarders. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

5.3 Het uitgangspunt in geval van een onderbewindstelling is dat gecorrespondeerd wordt met de bewindvoerder, omdat een onderbewindgestelde juist onder bewind is gesteld omdat hij, als gevolg van zijn geestelijke en/of lichamelijk toestand, tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. In aanvulling daarop bepaalt artikel 1:12 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek dat wanneer iemands goederen onder bewind staan, hij voor alles wat de uitoefening van dit bewind betreft, de woonplaats van de bewindvoerder volgt. 

5.4 Het exploot van 22 oktober 2020 is niet aan de (toenmalige) bewindvoerder van klager betekend, omdat gerechtsdeurwaarder sub 2 had vernomen dat de bewindvoerder op 5 augustus 2020 een verzoek tot ontheffing van zijn taken als bewindvoerder had ingediend. Verder stelt gerechtsdeurwaarder sub 2 dat de bewindvoerder geen enkel contact meer met klager zou hebben en de gerechtsdeurwaarder niet het risico wilde nemen dat klager niet tijdig op de hoogte zou raken van de eventuele ontruiming. De kamer overweegt dat nu het ontslag van de bewindvoerder nog niet vast stond, het op de weg van gerechtsdeurwaarder sub 2 had gelegen om het exploot van 22 oktober 2020 aan de bewindvoerder te betekenen of in ieder geval de bewindvoerder te informeren dat hij voornemens was het exploot openbaar te betekenen, dan wel dat betekening openbaar had plaatsgevonden direct na betekening aan de bewindvoerder. Daarbij merkt de kamer op dat de kans dat de onderbewindgestelde kennis zou krijgen van de bij het exploot aangezegde ontruiming door openbaar te betekenen niet groter lijkt dan wanneer er wel aan de bewindvoerder was betekend. De klacht is terecht voorgesteld.

5.5 Nu gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft verzuimd het exploot van 22 oktober 2020 (ook) aan de (toenmalige) bewindvoerder van klager te betekenen en gerechtsdeurwaarder sub 1 niets van doen heeft gehad met het betekenen van dat exploot, dient de klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarders sub 1 ongegrond te worden verklaard. De klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 is gegrond.

5.6 De kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht gegrond is en dat gegeven de omstandigheden in dit geval geen termen aanwezig zijn om tot het opleggen van een maatregel over te gaan. De kamer overweegt hierbij dat de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders heeft aangegeven dat contact is geweest met de (toenmalige) bewindvoerder van klager en dat daarbij steeds is aangegeven dat de bewindvoerder geen contact heeft met klager en de bewindvoerder niets  zou doen met exploten die aan hem zouden worden betekend.

5.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 ongegrond;
  • verklaart de klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 gegrond;
  • ziet af van het opleggen van een maatregel;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder sub 2 aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.K. Mireku en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.