ECLI:NL:TGDKG:2022:19 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/675624 / DW RK 19/618 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:19
Datum uitspraak: 25-02-2022
Datum publicatie: 01-03-2022
Zaaknummer(s): C/13/675624 / DW RK 19/618 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard. Niet in de laatste plaats omdat klaagster in verzet nergens is ingegaan op de beslisonderdelen van de beslissing van de voorzitter.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 februari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 november 2019  met zaaknummer  C/13/662928 DW RK 19/116 ED/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/675624 / DW RK 19/618 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

gemachtigde: [   ],

tegen:

1. [   ],

2. mr. [   ],

en

3. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 4 maart 2019, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 2 april 2019, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 19 november 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 19 november 2019. Bij e-mail, ingekomen op 21 november 2019, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter, waarna de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 25 november 2019 daarop heeft mogen reageren. In een extra schriftelijke ronde hebben klaagster en de gerechtsdeurwaarder, respectievelijk op 26 november 2019 en 16 december 2021 nog stukken ingediend. Zowel klaagster als de gerechtsdeurwaarders hebben schriftelijk laten weten niet te zullen verschijnen ter zitting. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 januari 2022. De uitspraak is bepaald op 25 februari 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij brief van 18 april 2018 heeft klaagster een laatste herinnering van TKB Incasso ontvangen om de vordering van de ANWB ad € 146,85 te voldoen. Hiertegen heeft klaagster bij brief van 3 mei 2018 bezwaar gemaakt.
  • Bij brief van 27 juli 2018 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster verzocht de openstaande vordering ad € 98,- te voldoen.
  • Bij verstekvonnis van 23 januari 2019 van de kantonrechter te Almere is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
  • Bij exploot van 14 februari 2019 is het vonnis aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er - voor zover de voorzitter begrijpt - samengevat over dat:

  1. de vordering dient te worden vernietigd, omdat er geen overeenkomst zoals bedoeld in artikel 6:221 lid 2 Burgerlijk Wetboek tot stand is gekomen en een besluit zoals bedoeld in artikel 6:12 en 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht op haar bezwaarschrift en ingebrekestelling is uitgebleven;
  2. zij nooit de dagvaarding en het verstekvonnis van 23 januari 2019 heeft ontvangen;
  3. zij door onjuist handelen van de gerechtsdeurwaarders geen verzet heeft kunnen indienen tegen het verstekvonnis.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 De in aanhef genoemde en aan het kantoor te Amsterdam verbonden gerechtsdeurwaarders worden als beklaagden aangemerkt, omdat uit de stukken niet kan worden opgemaakt welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk kan worden gehouden voor de door klaagster verweten gedragingen. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties valt af te leiden dat dit klachtonderdeel ziet op een andere vordering dan de onderhavige vordering waar de gerechtsdeurwaarders mee belast zijn. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarders is op dit klachtonderdeel geen sprake.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de dagvaarding volgens het exploot op 8 november 2018 aan klaagster is betekend op de in

artikel 46 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde wijze door achterlating van het exploot aan de echt- en huisgenoot van klaagster. Volgens het exploot van 14 februari 2018 is het vonnis van 23 januari 2019 aan klaagster is betekend op de in artikel 47 Rv bepaalde wijze door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het adres van klaagster. Een exploot van een gerechtsdeurwaarder is een authentieke akte in de zin van artikel 156 lid 2 Rv. Op grond van het bepaalde in artikel 157 lid 1 Rv levert een zodanige akte dwingend bewijs op van de daarin gerelateerde verrichtingen van de gerechtsdeurwaarder. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de dagvaarding op 8 november 2018 aan klaagster is betekend en het vonnis op 14 februari 2019, tenzij klaagster tegenbewijs levert. Dat heeft zij niet gedaan. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat nu zowel de dagvaarding als het vonnis op juiste wijze aan klaagster zijn betekend, niet valt in te zien waarom zij niet in de gelegenheid zou zijn geweest om verweer ter zitting te voeren dan wel tijdig verzet tegen het vonnis in te stellen. Niet gebleken dan wel onderbouwd is hoe dit de gerechtsdeurwaarders kan worden verweten. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

4.6 Ten aanzien van het verzoek van klaagster om schadevergoeding dient zij zich tot de civiele rechter te wenden. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster al haar bezwaren nogmaals minutieus uiteengezet, zonder in te gaan op de (beslis)onderdelen van de beslissing van de voorzitter.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De uiteenzetting van bezwaren – hoe uitgebreid dan ook – levert geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De door klaagster overgelegde stukken maken dit niet anders. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.