ECLI:NL:TGDKG:2022:182 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/704822 DW RK 21/305

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:182
Datum uitspraak: 13-07-2022
Datum publicatie: 16-08-2023
Zaaknummer(s): C/13/704822 DW RK 21/305
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over executie van vonnis, vanwege een ogenschijnlijk tegenstrijdig arrest. Andere klachtonderdelen zien op een exploot met verschrijving, cessie, en de communicatie van de gerechtsdeurwaarder. Klacht ongegrond. *****UITSPRAAK IN HOGER BEROEP: 26 september 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2533, [ Het hof:- bevestigt de bestreden beslissing ] *****

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 13 juli 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/704822 DW RK 21/305 LvB/JD ingesteld door:

ABC Wonen B.V.,

gevestigd te Wansum,

klaagster,

tegen:

[ ],

waarnemend gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 13 juli 2021, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Op 24 augustus 2021 heeft klaagster zijn klacht aangevuld. Bij verweerschrift, ingekomen op 24 augustus 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 juni 2022 alwaar T[ ], bestuurder van klaagster en de gerechtsdeurwaarder met zijn gemachtigde zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           op 23 mei 2011 heeft een de rechtbank van Koophandel Tongeren (België) onder meer klaagster  veroordeeld  een vordering van € 2.054.236,94 te voldoen aan All Technology Investment Group NV (hierna ATI);

-           op 24 januari 2012 is in Nederland een exequatur verleend ten behoeve van dat vonnis;  

-           op 20 december 2016 heeft ATI een gedeelte van de vordering gecedeerd aan [ ]; 

-           op 4 maart 2019 heeft het Hof van Beroep Antwerpen (België) in hoger beroep het vonnis van 23 mei 2011 bevestigd;

-           hierop is op 2 mei 2019 in Nederland een exequatur verleend;

-           op 1 december 2020 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch een uitspraak gedaan in de zaak van onder meer klaagster tegen ATI en [ ]waarbij (kort samengevat) is bepaald dat ATI en [ ] onrechtmatig hebben gehandeld en dat de vordering wordt toegewezen voor een bedrag van € 909.919 (hoofdsom);

-           op 8 januari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder [ ] op grond van dit arrest beslag gelegd onder Metis Notarissen;

-           op 14 januari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder namens [ ] op grond van de Belgische uitspraken (eigen) beslag gelegd onder Metis Notarissen;

-           op 21 januari 2021 hebben klaagster en haar advocaat bezwaar gemaakt tegen het beslag;

-           op 18 mei 2021 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) een arrest gewezen in de zaak van ATI tegen onder meer Architectenbureau Th. Vissers B.V. in liquidatie;

-           op 8 juli 2021 heeft klaagster wederom bezwaar tegen het beslag gemaakt;

-           op 18 augustus 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd namens ATI onder Stichting Beheer Derdengelden van Hoef & Gerrits advocaten op grond van een vonnis van de rechtbank Limburg van 18 juli 2018 en het arrest van het Hof van 18 mei 2021.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. de inhoud van het beslagexploot van 14 januari 2021 is niet juist;

b. het beslag is gelegd op grond van het arrest van het Hof van Beroep Antwerpen van 4 maart 2019, dit betekent dat de vordering van ATI niet reeds in 2016 aan Dielissen kan zijn gecedeerd;

c. de gerechtsdeurwaarder executeert het vonnis van 23 mei 2011, terwijl in het arrest van 1 december 2020 is bepaald dat [ ] geen vordering heeft op klaagster;

d. de gerechtsdeurwaarder geeft geen inhoudelijk antwoord op de vraag van klaagster hoe de verdeelsleutel is bij het te ontvangen bedrag uit de beslagen onder de notaris;

e. klaagster heeft op 24 augustus 2021 gebeld met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder waarbij te kennen werd gegeven dat de gerechtsdeurwaarder niet aanwezig was. Toen klaagsters echtgenote belde nam de gerechtsdeurwaarder de telefoon wel op maar verbrak meteen de verbinding. Dit is onwaardig gedrag voor een gerechtsdeurwaarder.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak voor handelen of nalaten in strijd met deze wet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Het exploot van 14 januari 2021

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder erkent dat het exploot van 14 januari 2021 een fout bevat. In plaats van 23-05-2011 vermeldt het exploot ten onrechte de vonnisdatum 24-09-2013. Klaagster stelt dat deze fout tot gevolg heeft dat het beslag geen doel treft (naar de kamer begrijpt: niet rechtsgeldig is). De gerechtsdeurwaarder heeft (kort gezegd) daartegen aangevoerd dat de fout een kennelijke verschrijving betreft en geen gebrek oplevert dat uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd, noch een gebrek waardoor klaagster onredelijk zou zijn benadeeld. De kamer constateert dat klaagster en de gerechtsdeurwaarder op dit punt lijnrecht tegenover elkaar staan. Het is echter niet aan de tuchtrechter om de rechtsgeldigheid van het exploot en het gelegde beslag te beoordelen in deze (tuchtrecht) procedure. Daarvoor dient klaagster zich te wenden tot de civiele (executie)rechter.

5.3 Het voorgaande neemt niet weg dat het exploot van 14 januari 2021 een onjuist datum (verschrijving) bevat. Nu het betreffende vonnis (met correcte datum) samen met het exploot aan klaagster is betekend, acht de kamer klaagster niet in haar belangen geschaad door deze verschrijving. Temeer nu door de gerechtsdeurwaarder de titel uit kracht waarvan beslag is gelegd in het exploot van 14 januari 2021, afgezien van de onjuiste datum, duidelijk is omschreven. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting toegelicht dat het een incidentele menselijke fout betrof. De kamer ziet dan ook geen aanleiding om aan de erkende fout tuchtrechtelijke consequenties te verbinden en zal klachtonderdeel a als zijnde van onvoldoende gewicht afwijzen.

Cessie

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat de vordering op klaagster, die is toegewezen bij (verstek)vonnis van 23 mei 2011, is gecedeerd aan de opdrachtgever bij akte van 20 december 2016. Daarna heeft het Hof van Beroep Antwerpen het  vonnis bevestigd. De kamer gaat voorbij aan het standpunt van klaagster dat de vordering niet kan zijn gecedeerd omdat het Hof van Beroep Antwerpen nadien een uitspraak heeft gedaan. De omstandigheid dat de het Hof van Beroep Antwerpen uitspraak heeft gedaan na de cessie, maakt niet dat deze niet rechtsgeldig daarvoor in 2016 heeft plaatsgevonden. De uitspraak staat los van de vraag of een geldige cessie heeft plaatsgevonden. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is ten aanzien van klachtonderdeel b niet gebleken.

Tegenstrijdige uitspraken

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis van 23 mei 2011 ten uitvoer gelegd. Daartoe heeft de gerechtsdeurwaarder opdracht gekregen van zijn opdrachtgever. Uitgangspunt is dat de gerechtsdeurwaarder te allen tijde verplicht is in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht, de zogenaamde ‘ministerieplicht’ (artikel 11 Gerechtsdeurwaarderswet). Daar staat tegenover dat een gerechtsdeurwaarder als zelfstandig openbaar ambtenaar bij de uitvoering van zijn opdrachten een eigen verantwoordelijkheid heeft, waarbij hij zowel met de belangen van zijn opdrachtgever als met die van de wederpartij rekening dient te houden

5.6 Indien de opdracht inhoudt, zoals in dit geval, het leggen van executoriaal beslag, bestaat die eigen verantwoordelijkheid erin dat marginaal dient te worden getoetst of de verstrekte titel voldoende grond biedt voor het te leggen beslag. Daarbij dient de gerechtsdeurwaarder niet op de stoel van de rechter te gaan zitten. De persoon te wiens laste de executie plaats vindt, kan de rechtmatigheid daarvan in een executiegeschil door de executierechter laten toetsen.

5.7 Het standpunt van klaagster komt erop neer dat de gerechtsdeurwaarder niet bevoegd was tot het leggen van beslag omdat het vonnis van 23 mei 2011 door het arrest van het Hof van 1 december 2020 zou zijn vernietigd. Echter, bij arrest van 1 december 2020 is het bestreden vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 6 september 2017 vernietigd, niet het vonnis van de rechtbank van Koophandel Tongeren (België) van 23 mei 2011. Wel is de investeringsovereenkomst, op grond waarvan klaagster bij vonnis van 23 mei 2011 tot nakoming is veroordeeld, vernietigd. Daarover is in het arrest van 1 december 2020 van het Hof –voor zover van belang – het volgende overwogen.

“(…)

6.22 ATI c.s. heeft zich ook beroepen op een verstekvonnis van de rechtbank te Tongeren. ATI heeft ABC gedagvaard en betaling van bepaalde bedragen gevorderd op grond van nakoming van de investeringsovereenkomst. (…) De rechtbank te Tongeren heeft het gevorderde toegewezen. (…)

6.23 Deze feiten (…) brengen naar het oordeel van het hof mee dat het Belgische vonnis gezag van gewijsde heeft en door de Nederlandse rechter moet worden erkend. (…) Het bedrog betreft een andere rechtsbetrekking, die niet aan de orde was in die procedure. (…) ATI c.s. heeft niets naar voren gebracht waaruit volgt dat (…) de beslissingen van de Belgische rechter in de weg staan aan het oordeel dat het hof in dit arrest geeft.

(…)

6.28 De slotsom op dit punt is dat het beroep van ABC c.s. op bedrog slaagt. De investeringsovereenkomst al op grond van bedrog worden vernietigd. Het hof zal de vorderingen van ABC c.s. op dit punt toewijzen.
(…)”

5.8 Gelet op de inhoud van het vonnis van 23 mei 2011 en het arrest van 1 december 2020 lijkt er sprake te zijn van tegenstrijdige uitspraken. Echter, het vonnis van 23 mei 2011 is nog altijd van kracht en de gerechtsdeurwaarder is in beginsel nog altijd bevoegd deze te executeren. Hoe dit vonnis zich verhoudt tot het arrest van 1 december 2020 is niet aan de gerechtsdeurwaarder om te beoordelen. Dit valt buiten het bestek van een marginale toetsing. Daarvoor ligt het op de weg van klager om een executiegeschil te starten hetgeen de gerechtsdeurwaarder ook (meermaals) aan klaagster heeft geadviseerd. Conclusie is dat ten aanzien van klachtonderdeel c niet is gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

Niet reageren / verbinding verbreken

5.9 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer als volgt. Klaagster heeft de volgende gang van zaken uiteengezet. Op 8 januari 2021 heeft gerechtsdeurwaarder [ ] op verzoek van onder meer klaagster beslag gelegd onder Metis Notarissen. Op 14 januari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder eigenbeslag gelegd onder Metis Notarissen. Op 22 januari 2021 heeft Metis Notarissen dit beslag ter verdeling ingediend bij gerechtsdeurwaarder [ ]. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 23 augustus 2021 gevraagd welke titel ten grondslag ligt aan het eigenbeslag. Op 24 augustus 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder geantwoord dat binnenkort overbetekening (naar de kamer begrijpt: van het eigenbeslag) zal geschieden en dat klaagster voor de vraag met betrekking tot de verdeelsleutel bij gerechtsdeurwaarder [ ] terecht kan. Uit de overgelegde daaropvolgende correspondentie blijkt dat klaagster meent dat de in het exploot van overbetekening vermelde titel niets van doen hebben met het beslag van 14 januari 2021. De gerechtsdeurwaarder heeft volhard dat in de beslagstukken is opgenomen welke titels het betreft.

5.10 Het betreffende exploot van overbetekening is niet overgelegd. Wel is een exploot van 18 augustus 2021 overgelegd waaruit kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder op die datum eigenbeslag heeft gelegd onder de notaris op basis van een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 18 juli 2021 en een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 18 mei 2021. Naar oordeel van de kamer heeft de gerechtsdeurwaarder de vragen van klaagster voldoende inhoudelijk beantwoord door te verwijzen naar het exploot van overbetekening en naar gerechtsdeurwaarder [ ]. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken.

5.11 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat beide partijen niet nader zijn ingegaan op dit klachtonderdeel tijdens de mondelinge behandeling van de klacht. De enkele stelling dat de gerechtsdeurwaarder gezegd zou hebben dat hij niet aanwezig was en de verbinding zou hebben verbroken is onvoldoende om tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen vast te stellen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M.L.S. Kalff en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.