ECLI:NL:TGDKG:2022:178 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/707322 / DW RK 21/417 LvB/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:178
Datum uitspraak: 23-12-2022
Datum publicatie: 30-12-2022
Zaaknummer(s): C/13/707322 / DW RK 21/417 LvB/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder moet zorg dragen voor accurate en snelle afhandeling van een verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft tot tweemaal toe ruim buiten de volgens vaste jurisprudentie vastgestelde termijn van twee weken een reactie aan klager verzonden. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting meegedeeld dat geen aanleiding bestond eerder te reageren omdat de beslagvrije voet juist was vastgesteld. Maatregel van berisping.  

Beslissing van 23 december 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/707322 / DW RK 21/417 LvB/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

gemachtigde: [..],

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 29 juni 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 10 november 2021, nader aangevuld op 2 november 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 november 2022 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is bij monde van zijn gemachtigde telefonisch gehoord. De uitspraak is bepaald op 23 december 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          op 21 december 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder een dwangbevel van 14 december 2020 aan klager betekend;

-          op 2 februari 2021, betekend aan klager op 10 februari 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd op de uitkering van klager onder de Sociale Verzekeringsbank;

-          op 1 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet van klager berekend en vastgesteld dat de beslagvrije voet € 969,00 bedraagt;

-          op 18 februari 2021 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat het bedrag niet juist is;

-          op 8 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder gegevens bij klager opgevraagd;

-          op 12 april 2021 heeft klager gegevens aangeleverd;

-          op 26 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klager telefonisch gesproken en in een e-mail van die datum gesteld dat de beslagvrije voet juist is;

-          op 3 juni 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder verwezen naar een link van de Rijksoverheid en nogmaals kenbaar gemaakt dat geen aanleiding bestaat de beslagvrije voet aan te passen.

2. De klacht

a. de beslagvrije voet is niet juist vastgesteld. Klager heeft geen huurtoeslag, is invalide en de gerechtsdeurwaarder wil geen rekening houden met vaste lasten. De beslagvrije voet voor een alleenstaande pensioengerechtigde bedraagt € 1067,00 en niet € 969,00;

b. de gerechtsdeurwaarder reageert bijna niet op mailverkeer en nauwelijks op telefoonverkeer.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De kamer overweegt naar aanleiding van klachtonderdeel a. het volgende. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet onjuist heeft berekend. Per 1 januari 2021 heeft een wetswijziging plaatsgevonden, waardoor de beslagvrije voet voor periodieke derdenbeslagen vanaf die datum op een andere wijze wordt berekend. De berekening die klager heeft gemaakt is gebaseerd op het overgangsrecht, dat gold voor periodieke derdenbeslagen die waren gelegd voor 1 januari 2021. Het  overgangsrecht was echter niet (meer) van toepassing op beslagen gelegd na 1 januari 2021 en dus niet ten aanzien van het beslag dat op  2 februari 2021 ten laste van klager is gelegd.

4.3 Dit neemt echter niet weg dat de wijze van communicatie over de beslagvrije voet waarover is geklaagd in klachtonderdeel b. naar het oordeel van de kamer tuchtrechtelijk laakbaar is. Daartoe dient het volgende. Van een gerechtsdeurwaarder mag volgens vaste jurisprudentie worden verwacht dat hij brieven en e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde opdracht binnen een redelijke termijn van twee weken beantwoordt. Bij een verzoek tot aanpassing van een beslagvrije voet geldt daarbij het volgende. Op grond van de tot 1 januari 2021 geldende wetgeving had de beslagvrije voet onverwijld aangepast kunnen en moeten worden, maar ook na 1 januari 2021 blijft het uitganspunt dat de gerechtsdeurwaarder zorg dient te dragen voor een accurate én snelle afhandeling van een dergelijk verzoek. Klager had daartoe stukken aangeleverd. Voor zover die niet compleet waren, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om ontbrekende stukken op te vragen. De kamer stelt vast dat de gerechtsdeurwaarder tot tweemaal toe ruim buiten een redelijke termijn een reactie heeft verzonden aan klager. Gebleken is dat klager op 18 februari 2021 kenbaar heeft gemaakt dat de beslagvrijevoet naar zijn mening niet juist was. De gerechtsdeurwaarder heeft daar pas op 8 april 2021 op gereageerd door bij klager gegevens op te vragen. Klager heeft op 12 april 2021 gegevens naar de gerechtsdeurwaarder gestuurd. Niet eerder dan op 26 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Volgens de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is in een uitgebreid telefoongesprek op 26 mei 2021 aan klager uitgelegd waarom de beslagvrije voet juist was. Namens klager is overigens ontkend dat dit een uitgebreid gesprek was; er werd slechts kort meegedeeld dat de beslagvrije voet juist was vastgesteld. Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat normaal binnen twee weken wordt gereageerd op een verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet, maar nu was vastgesteld dat de beslagvrije voet juist was, er geen aanleiding bestond eerder te reageren. De handelwijze van de gerechtsdeurwaarder en het weinig gebleken inzicht over de laakbaarheid van die handelwijze door de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting zijn aanleiding de maatregel van berisping op te leggen.  

4.4  De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. De kamer ziet geen aanleiding hiervan af te zien. Voor klager worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

4.5 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

4.6 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:             

  • verklaart klachtonderdeel a. ongegrond;
  • verklaart klachtonderdeel b. gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. J.N. Reyn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.