ECLI:NL:TGDKG:2022:176 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/703801 / DW RK 21/267 LvB/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:176
Datum uitspraak: 23-12-2022
Datum publicatie: 30-12-2022
Zaaknummer(s): C/13/703801 / DW RK 21/267 LvB/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft niet meegedeeld aan klager dat betalingsregeling was vervallen. Klager heeft twee termijnen betaald aan de gerechtsdeurwaarder. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder dat heeft gecommuniceerd aan zijn opdrachtgever of dat de gerechtsdeurwaarder uberhaupt op de hoogte was van de betaling voordat hij het bedrijf van klager bezocht om voertuigen van klager in beslag te nemen. De gerechtsdeurwaarder heeft verklaringen ter zitting afgelegd die niet overeenstemmen met het verweerschrift en eerdere verklaringen ter zitting. Daarnaast heeft hij de bepalingen 8.2, 8.3, 8.4 en 8.5 van de Verordening Normen voor Kwaliteit overtreden. Klagers stelling dat de gerechtsdeurwaarder weigerde zijn betaling te communiceren met de opdrachtgever is niet weerlegd door de gerechtsdeurwaarder. De vervolghandeling, een faillissementsaanvraag heeft daardoor (mede) plaatsgevonden door de tuchtrechtelijk laakbare handelwijze. Aan de gerechtsdeurwaarder wordt een berisping en boete vanwege disrespect richting de kamer, opgelegd. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 december 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/703801 / DW RK 21/267 LvB/RH  ingesteld door:

[..],

gevestigd te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 23 juni 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 9 juli 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 november 2022 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Hoewel behoorlijk opgeroepen is klager niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 23 december 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder is belast met een vordering van [..] op klager.

-          Op 9 december 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag op de bankrekening van klager gelegd.

-          De gerechtsdeurwaarder heeft op 23 en 25 februari 2021 nogmaals executoriaal derdenbeslag op de bankrekening van klager gelegd.

-          Op 16 maart 2021 heeft klager een verzoek om een betalingsregeling gedaan. Op grond daarvan is een regeling tot stand gekomen van € 300,00 per maand, waarvan de eerste termijn voor 1 april 2021 ontvangen had moeten zijn;

-          Op 23 en 26 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag op de bankrekening van klager gelegd.

-          Op 29 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder bureaubeslag gelegd op motorvoertuigen van klager.

-          Op 30 april 2021 heeft klager € 600,- overgemaakt op de kwaliteitsrekening van de gerechtsdeurwaarder met als omschrijving: “betalingsregeling apr en mei in overleg met [..]”

-          Op 3 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder getracht de in beslag genomen motorvoertuigen van klager in gerechtelijke bewaring te nemen teneinde tot verkoop ervan over te gaan.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder het volgende.

a: de gerechtsdeurwaarder weigerde het betalingsvoorstel van klager met de opdrachtgever te communiceren.

b: de gerechtsdeurwaarder heeft de door klager verrichtte betalingen aan de opdrachtgever verzwegen en heeft aangestuurd op een faillissement met als gevolg dat klager op extra kosten is gejaagd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De kamer overweegt ten aanzien van klachtonderdeel a. het volgende. De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat hij ter overbetekening en het in beslag nemen van de beslagen voertuigen het bedrijf van klager op 3 mei 2021 heeft bezocht. Uit de stukken blijkt dat klager op 30 april 2021 een betaling van € 600,- heeft gedaan op de kwaliteitsrekening van de gerechtsdeurwaarder onder vermelding: betalingsregeling april en mei 2021 in overleg met [..]. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat sprake was van een betalingsregeling van € 300,- per maand waarvan de eerste betaling voor 1 april 2021 moest zijn voldaan. Nu daaraan niet was voldaan was de betalingsregeling vervallen, aldus de gerechtsdeurwaarder. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder aan klager heeft meegedeeld dat de betalingsregeling was vervallen. De gerechtsdeurwaarder kan zich niet herinneren een dergelijke mededeling te hebben gedaan en kan daarvan ook geen stuk overleggen. Evenmin is gebleken dat hij in de bevestiging van de betalingsregeling heeft vermeld dat deze zonder nadere ingebrekestelling zou komen te vervallen en dat executie zou worden voortgezet bij niet correcte nakoming van de regeling. Zo is ook niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de betaling van € 600,- heeft gecommuniceerd met zijn opdrachtgever of dat de gerechtsdeurwaarder überhaupt op de hoogte was van de betaling, voordat hij op 3 mei 2021 het bedrijf van klager bezocht. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren of hij contact heeft gehad met zijn opdrachtgever na de betaling, terwijl in diens verweerschrift onder randnummer 10 nog wordt vermeld dat er geen betaling zou zijn ontvangen. Wel zegt hij te weten dat klager tijdens zijn bezoek aan het bedrijf boos was op een medewerker, omdat deze geen betalingen zou hebben gedaan, hetgeen tegenstrijdig lijkt omdat deze medewerker drie dagen eerder wel degelijk € 600,- had overgemaakt op de kwaliteitsrekening van de gerechtsdeurwaarder.

De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder verklaringen ter zitting heeft afgelegd die niet congruent zijn met de stellingen van de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift of met een eerdere verklaring ter zitting. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder het bepaalde in artikel 8 van de verordening Normen voor Kwaliteit niet nageleefd. Hierin is opgenomen dat de gerechtsdeurwaarder (art. 8.2) executiemaatregelen effectief inzet en de proportionaliteit van de toegepaste maatregelen en kosten bewaakt, (art. 8.3) schikkings- en regelingsvoorstellen aan de opdrachtgever voorlegt om daar (art. 8.4) gemotiveerd op te reageren en dat (art. 8.5) de gerechtsdeurwaarder betalingen op de dag van ontvangst verwerkt. De kamer concludeert dat dit onderdeel van de klacht terecht is voorgesteld.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft de stelling van klager dat hij weigerde de betaling(regeling) te communiceren met zijn opdrachtgever niet weerlegd. Nu daarnaast niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever op de hoogte heeft gesteld van betalingen door klager, moet het ervoor worden gehouden dat de vervolghandeling, te weten de faillissementsaanvraag, (mede) door de tuchtrechtelijk laakbare handelwijze van de gerechtsdeurwaarder heeft plaatsgevonden. Ook dit klachtonderdeel is daarom terecht voorgesteld.

4.4 De kamer ziet aanleiding twee maatregelen op te leggen, namelijk een berisping vanwege de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder richting klager en een boete vanwege disrespect richting de kamer door het geven van verklaringen ter zitting die niet overeenkomen met verklaringen in het verweerschrift en eerdere verklaringen ter zitting zonder daar enige onderbouwing voor te geven.

4.5 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo. de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

4.6 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

4.7 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:             

  • verklaart beide klachtonderdelen gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • legt de gerechtsdeurwaarder tevens de maatregel op van een geldboete van
    € 250,-, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, na onherroepelijk worden van deze uitspraak;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. J.N. Reijn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.