ECLI:NL:TGDKG:2022:171 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/702026 / DW RK 21/194 LvB/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:171
Datum uitspraak: 14-11-2022
Datum publicatie: 19-12-2022
Zaaknummer(s): C/13/702026 / DW RK 21/194 LvB/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het beslag brengt een substantieel bedrag op. Voorstel betalingsregeling is aanzienlijk lager, daarom hoefde de deurwaarder daarmee niet akkoord te gaan. Het voorstel afkoopregeling gedaan door de schuldeiser is niet onethisch of tuchterchtelijk laakbaar zoals door klager gesteld.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 november 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/702026 / DW RK 21/194 LvB/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

gemachtigde: [..] (bewindvoerder),

tegen:

[..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te […],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 14 mei 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 21 juni 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2022 alwaar klager, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Na de zitting hebben de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder en de gemachtigde van klager nog stukken, bestaande uit een e-mail uitwisseling, in het geding gebracht. De uitspraak is bepaald op 14 november 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Bij vonnis van 19 november 2020 van de kantonrechter te Dordrecht is de huurovereenkomst tussen klager en [..] ontbonden en is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-          Op 14 september 2020 is klager onder beschermingsbewind gesteld.

-          Bij e-mail van 15 december 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klager verzocht te bezien of een betalingsregeling getroffen kan worden. Hierop heeft de gemachtigde van klager aangegeven dat dit niet mogelijk is, omdat beslag ligt op klagers salaris.

-          Bij e-mail van 10 februari 2021 heeft de gemachtigde van klager een betalingsvoorstel van € 25,- gedaan.

-          De gerechtsdeurwaarder heeft op 9 maart 2021 meegedeeld dat de opdrachtgever niet akkoord is met het betalingsvoorstel, maar uit coulance bereid is om akkoord te gaan met een afkoopsom van € 4.500,- binnen een maand.

-          Op 11 maart 2021 heeft de gemachtigde van klager gesteld dat het voorstel van de opdrachtgever niet coulant is en dat er slechts ruimte is voor een minimale, maandelijkse betalingsregeling.

-          Op 26 maart 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder meegedeeld niet akkoord te gaan met de voorgestelde betalingsregeling, omdat de aflossing dan ruim 37 jaar duurt.

-          Op 29 maart 2021 heeft de gemachtigde van klager meegedeeld dat meerdere gerechtsdeurwaarders beslag op het inkomen van klager hebben gelegd en dat die beslagen vanwege minimale betalingsregelingen zijn opgeschort. De gemachtigde van klager heeft het voorstel van een betalingsregeling van

€ 25,- per maand herhaald.

-          Op 12 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder [..] ten laste van klager. Bij exploot van 15 april 2021 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan de gemachtigde van klager betekend.

-          Op 28 april 2021 heeft de gemachtigde van klager bezwaar gemaakt tegen het gelegde beslag en een betalingsvoorstel van € 30,- per maand gedaan.

2. De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. De gerechtsdeurwaarder heeft in strijd met artikel 1 van de Beroeps- en Gedragsregeling Gerechtsdeurwaarders gehandeld. De gerechtsdeurwaarder heeft ervoor gekozen om solistisch, zonder rekening te houden met de andere beslagleggers, het eigen loonbeslag door te zetten. Door het doorzetten van het loonbeslag wordt het beschermingsbewind gefrustreerd.

b. De gerechtsdeurwaarder heeft artikel 10 van de Beroeps- en Gedragsregeling Gerechtsdeurwaarders overtreden waarin wordt gesteld dat de gerechtsdeurwaarder geen onnodige kosten mag maken. Door beslag te leggen wordt de vordering verhoogd met kosten, waardoor het nog langer duurt dan 36 jaar voordat de vordering is voldaan. Daarnaast houdt de gerechtsdeurwaarder geen rekening met het feit dat indien klager in een schuldhulpverleningstraject komt de vordering nooit in zijn geheel geïncasseerd zal worden.

c. De gerechtsdeurwaarder dient een rechtmatig en proportioneel betalingsvoorstel te doen, overeenstemmend met de financiële mogelijkheden van een debiteur. Het tegenvoorstel van de gerechtsdeurwaarder om € 4.500 ter finale kwijting te voldoen, is ethisch gezien verwerpelijk gezien het feit dat de gerechtsdeurwaarder op de hoogte was van klagers financiële situatie.

d. De gerechtsdeurwaarder heeft niet gereageerd op klagers e-mail van 29 maart 2021.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders en toegevoegd gerechtsdeurwaarders zijn op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met deze wet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. In deze beslissing wordt beoordeeld of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a. en b. overweegt de kamer als volgt. Uit de overgelegde producties blijkt dat klager in de gelegenheid is gesteld een betalingsregeling te treffen. De kamer overweegt dat een betalingsregeling een gunst is van de opdrachtgever en een regeling die onder voorwaarden kan worden getroffen. Het is geen recht van de schuldenaar. De bewindvoerder heeft een voorstel van € 25 per maand gedaan, met een beroep op de financiële situatie van klager en daarbij gesteld dat met andere beslagleggers eveneens minimale betalingsregelingen

(van € 5, € 10 en € 25) zijn afgesproken. Dit voorstel is door de gerechtsdeurwaarder afgewezen. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de stelling van de bewindvoerder over de minimale betalingsregelingen met andere beslagleggers niet juist is aangezien in ieder geval met de eerste beslaglegger een regeling is getroffen van € 100 per maand. Dit is niet weersproken door klager. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting gesteld dat het gelegde beslag maandelijks ongeveer € 75 opbrengt. De gerechtsdeurwaarder heeft zoals verzocht ter zitting, na de zitting, deze stelling geadstrueerd met een overzicht betreffende de periode 28 juni 2021 tot en met 27 juni 2022. De vraag of de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door geen betalingsregeling overeen te komen en het vonnis van 19 november 2020 te executeren door beslag te leggen op het inkomen van klager, wordt gelet op bovenstaande ontkennend beantwoord. Dat de vordering van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder waarschijnlijk niet volledig voldaan zal worden wanneer klager in een schuldhulpverleningstraject komt, maakt een en ander niet anders, nu na ruim twee jaar nog geen vorm van schuldhulpverlening is vastgesteld.

4.3 De kamer overweegt ten aanzien van klachtonderdeel c. het volgende. Dat de gerechtsdeurwaarder een voorstel heeft gedaan voor een afkoopregeling van

€ 4.500,- voor een schuld van rond € 11.000,- is niet tuchtrechtelijk laakbaar of ethisch gezien verwerpelijk. De gerechtsdeurwaarder moet immers ook de belangen van zijn opdrachtgever dienen. Daarnaast betreft het een voorstel dat kan worden afgewezen, zoals ook is gebeurd.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft op de e-mail van de gemachtigde van klager van 29 maart 2021 niet gereageerd maar heeft loonbeslag gelegd op 12 april 2021. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn, te weten rond twee weken, beantwoordt. De gerechtsdeurwaarder had de e-mail van 29 maart 2021 ook al was het een gedeeltelijke herhaling van zetten, moeten beantwoorden. Dit leidt ertoe dat dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld. Er zijn echter geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

- verklaart klachtonderdeel d. gegrond;

- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. O.J. Boeder, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.