ECLI:NL:TGDKG:2022:17 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/713274 / DW RK 22/46

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:17
Datum uitspraak: 16-02-2022
Datum publicatie: 25-02-2022
Zaaknummer(s): C/13/713274 / DW RK 22/46
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzoek tot wraking. Verzoek deels ongegrond afgewezen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een (tucht)rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de (tucht)rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

wrakingskamer

Beslissing op het bij brief van 31 januari 2022 en onder zaaknummer C/13/713274 / DW RK 22/46 geregistreerde verzoek van:

[   ],

wonende te [   ],

verzoeker,

welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.L.S. Kalff, alsmede de kamer(combinatie) van de zitting van 4 februari 2022, bestaande uit mrs. W.M de Vries (voorzitter), I.M. Nusselder en J.N. Reijn (leden).

1. Verloop van de procedure

1.1.      Een door verzoeker tegen een gerechtsdeurwaarder ingediende en onder zaaknummer C/13/697154 / DW RK 21/55 geregistreerde klacht is door de plaatsvervangend-voorzitter van de kamer, mr. Kalff, bij beslissing van 10 augustus 2021 kennelijk ongegrond verklaard.

1.2       Tegen voornoemde beslissing heeft verzoeker bij brief van 23 augustus 2021 verzet ingesteld. Die zaak staat geregistreerd onder nummer C/13/706372 / DW RK 21/387. Bij brief van 12 januari 2022 is aangekondigd dat de mondelinge behandeling van het verzet zal plaatsvinden op 4 februari 2022 en is daarbij de combinatie van de kamer aan verzoeker bekend gemaakt, welk bestaat uit de tuchtrechters mr. De Vries, mr. Nusselder en mr. Reijn.

1.3        Bij brief van 31 januari 2022 heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan tegen zowel mr. Kalff, alsmede de combinatie van de kamer van de zitting van 4 februari 2022.

1.4       In afwachting van de behandeling van de wrakingsverzoeken is de zitting van 4 februari 2022 aangehouden.

1.5       Op 9 februari 2022 is verzoeker door de wrakingskamer (telefonisch) gehoord op de door hem ingediende wrakingsverzoeken.

2. De gronden van het verzoek

2.1.      Op 13 januari 2022 heeft verzoeker een e-mail gestuurd naar de kamer met het verzoek de behandeling van het verzetschrift met één jaar aan te houden op medische gronden.

2.2       Op 14 januari 2022 is verzoeker door de plaatsvervangend-secretaris van de kamer gebeld met vragen hierover, waarbij volgens verzoeker specifiek naar de medische aandoening en medicatie werd gevraagd. Dit is volgens verzoeker een grove schending van de privacy. De plaatsvervangend-secretaris is geen arts en kan/mag niet om die gegevens vragen.

2.3       Op 14 januari 2022 ontving verzoeker, via de plaatsvervangend-secretaris, een e-mail van de kamer waarin zijn verzoek om uitstel werd afgewezen omdat dit verzoek slecht was onderbouwd. Naar de mening van verzoeker is er onvoldoende tijd aan zijn verzoek besteed en was de afwijzing van het verzoek zeer slecht gemotiveerd. Naar de mening van verzoeker is het verzoek afgewezen omdat verzoeker de gevraagde medische gegevens niet wilde verstrekken en het verzoek en de afwijzing door de plaatsvervangend-secretaris (zelf) zijn afgehandeld. Omdat de plaatsvervangend-secretaris deel uitmaakt van de kamer heeft verzoeker daarom de kamer(combinatie) van 4 februari 2022 gewraakt.

2.4       Voorts heeft mr. Kalff in zijn beslissing van 10 augustus 2021 (onder punt 4.3) vermeld dat een bedrag van € 422,92 in mindering is gebracht op de schuld aan [   ] Indien hij de stukken goed had gelezen, had hij gezien dat dit bedrag in mindering kwam op de schuld aan Wehkamp, een schuld die inmiddels is verjaard. Aldus probeert men deze schuld ten onrechte te integreren in de schuld aan [   ]. Mr. Kalff heeft hiermee volgens verzoeker duidelijk in het voordeel van de gerechtsdeurwaarder gehandeld en dat is laakbaar.

3. De gronden van de beslissing

3.1.      Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen de leden van de kamer voor gerechtsdeurwaarders worden gewraakt, indien er feiten of omstandigheden bestaan waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Titel IV van het vierde boek van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing verklaard. 

3.2.      Bij de beoordeling van het verzoek staat voorop dat de (plaatsvervangend-) voorzitter en leden van de kamer uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat zij jegens een partij een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

3.3.      Het rechtsmiddel van wraking op grond van de wet kan enkel worden aangewend tegen de (rechtsprekende) leden van de kamer, niet tegen de secretaris (of medewerkers van de administratie).

3.4.      De beslissing van de kamer om het verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling af te wijzen omdat het verzoek onvoldoende is gemotiveerd, is een inhoudelijke beslissing van de kamer van processuele aard. Het feit dat verzoeker het niet eens is met deze beslissing betekent niet dat er sprake is van vooringenomenheid in voorgenoemde zin.

3.5.      Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een (tucht)rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de (tucht)rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Van bijzondere omstandigheden die maken dat dit in deze zaak anders is, is niet gebleken. Het wrakingsverzoek ten aanzien van de kamer wordt daarom als ongegrond afgewezen.

3.6       Het wrakingsverzoek ten aanzien van mr. Kalff is gedaan nadat hij op de klacht van verzoeker had beslist. Nu de wet niet voorziet in de mogelijkheid van wraking van een rechter nadat hij uitspraak heeft gedaan, is het wrakingsverzoek jegens mr. Kalff niet-ontvankelijk.  

3.7.      Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De wrakingskamer :

  • verklaart het verzoek niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen mr. Kalff;
  • wijst het verzoek voor zover gericht tegen de tuchtrechters belast met de behandeling van het door verzoeker ingestelde verzet in de zaak met nummer C/13/706372 / DW RK 21/387 als zijnde ongegrond af;
  • bepaalt dat de behandeling van het verzet in de zaak met nummer C/13/706372 / DW RK 21/387 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. Voetelink en mr. J.M. Wisseborn, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2022 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.