ECLI:NL:TGDKG:2022:167 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/704857 DW RK 21/308 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:167
Datum uitspraak: 05-12-2022
Datum publicatie: 05-12-2022
Zaaknummer(s): C/13/704857 DW RK 21/308 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing met (gedeeltelijke) proceskostenveroordeling. Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing met (gedeeltelijke) proceskostenveroordeling. De gerechtsdeurwaarders hebben niet gereageerd op het schrijven van klager. Op een gerechtsdeurwaarder rust de plicht om brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso of executie binnen een redelijke termijn, te weten binnen een redelijk termijn te beantwoorden. Een initiële reactie die volgde was niet waar klager om had verzocht. Na een rappel (vijf weken na de verzonden brief van klager) heeft de medewerker van de gerechtsdeurwaarder de gevraagde stukken aan klager verzonden.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 november 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/704857 DW RK 21/308 MK/SM ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde: mr. [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 14 juli 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 27 augustus 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2022 alwaar de gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 28 november 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • op16 september 2019 is klager veroordeeld tot het voldoen van een vordering van het Waarborgfonds Motorverkeer;
  • op 24 september 2020 is beslag gelegd op de bankrekening van klager;
  • op 4 mei 2021, aan klager overbetekend op 17 mei 2021, is beslag gelegd onder de werkgever van klager op het salaris van klager;
  • op 9 juni 2021 heeft de gemachtigde van klager bij de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat onterecht beslag is gelegd en de stukken opgevraagd bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder;
  • op 14 juli 2021 heeft een medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder de stukken aan de gemachtigde verzonden.

2. De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

In juni 2021 heeft (de gemachtigde van) klager om stukken verzocht inzake een ten laste van klager openstaande vordering. De gerechtsdeurwaarder heeft tot het moment van het indienen van de klacht geen informatie verstrekt. Er lag inmiddels ook al beslag op de rekening van klager.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor of een medewerker van dat kantoor.

4.2 In het verweerschrift heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde, omdat hij verantwoordelijk is voor de door zijn medewerkers verrichte werkzaamheden. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Op een gerechtsdeurwaarder rust de plicht om brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso of executie binnen een redelijke termijn, te weten binnen twee weken, te beantwoorden. De gerechtsdeurwaarder erkent dat zijn kantoor op 9 juni 2021 de e-mail van (de gemachtigde van) klager heeft ontvangen, alsmede dat er op die dag telefonisch contact met de gemachtigde is geweest. De (medewerker van de) gerechtsdeurwaarder heeft op 11 juni 2021 schriftelijk de geschiedenis van het dossier aan klager doen toekomen, maar dat was niet waar klager om had verzocht. Na een rappel op 14 juli 2021 heeft de medewerker van de gerechtsdeurwaarder de gevraagde stukken aan klager verzonden. De gerechtsdeurwaarder erkent dat er te laat is gereageerd op het verzoek van klager.

4.4 Gelet op het onder 4.3 overwogene verklaart de kamer de klacht gegrond en zal aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van een waarschuwing worden opgelegd.

5. Maatregel

5.1 Onder de voorwaarden dat een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard én een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd.

5.2 Hoewel de opgelegde maatregel doorgaans niet leidt tot een kostenveroordeling omdat het een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van gerechtsdeurwaarder, zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken, ziet de kamer in dit geval aanleiding om een gedeeltelijke kostenveroordeling op te leggen. De kamer acht het niet billijk dat gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden bij de maatregel van een waarschuwing.

Daar tegenover staat wel dat klager kosten heeft moeten maken om onderhavige procedure te voeren. De kamer zal daarom bepalen dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van klager vergoedt. Voor klager worden die begroot op totaal € 350,00, bestaande uit een forfaitair bedrag van € 50,- en de kosten van verleende rechtsbijstand ad € 300,00 (1 punt voor de opstellen van het klachtschrift, 1 punt voor de mondelinge behandeling; waarde per punt € 150,00).

5.3 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

5.4 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 350,00 en te betalen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.