ECLI:NL:TGDKG:2022:163 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/718564 / DW RK 22/219 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:163
Datum uitspraak: 28-11-2022
Datum publicatie: 05-12-2022
Zaaknummer(s): C/13/718564 / DW RK 22/219 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder zijn woning onrechtmatig en zonder toestemming heeft betreden. Bij een gedwongen ontruiming mag de gerechtsdeurwaarder de woning van klager betreden (artikel 557 en 444 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering). De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 november 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 7 juni 2022 met zaaknummer C/13/707147 / DW RK 21/413 LvB / JD en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/718564 / DW RK 22/219 MK/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

mr. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: M. Pijnenburg.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 13 september 2021 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 29 september 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 7 juni 2022 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 9 juni 2022. Bij brief, ingekomen op 13 juni 2022, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2022 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 28 november 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij vonnis van 15 april 2021 van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda, is klager veroordeeld om zijn woning te ontruimen. Dit vonnis is op 22 april 2021 aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud daarvan te voldoen en is de gerechtelijke ontruiming van de woning aan klager aangezegd tegen 12 mei 2021.
  • Op 12 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de gerechtelijke ontruiming van de woning van klager uitgevoerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder de woning van klager onrechtmatig en zonder toestemming heeft betreden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 (Toegevoegd) gerechtsdeurwaarders zijn op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met deze wet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk (toegevoegd) gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Vaststaat dat de gerechtsdeurwaarder de woning van klager heeft betreden op 12 mei 2021. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift uitgelegd dat hij dit heeft gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 15 april 2021. In dat vonnis is klager veroordeeld om zijn woning uiterlijk 14 dagen na betekening daarvan te ontruimen. Die betekening heeft op 22 april 2021 plaatsgevonden. Klager heeft de woning vervolgens niet binnen veertien dagen vrijwillig ontruimd. Onder deze omstandigheden mocht de gerechtsdeurwaarder de woning van klager op grond van het vonnis van 15 april 2021 gedwongen ontruimen. Bij een gedwongen ontruiming mag de gerechtsdeurwaarder de woning van klager betreden (artikel 557 en 444 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn het niet eens over de vraag of klager de gerechtsdeurwaarder toestemming had verleend om zijn woning te betreden. Die vraag kan in het midden blijven omdat de gerechtsdeurwaarder ook gerechtigd was de woning te betreden - in het bijzijn van de hulpofficier van justitie - zónder toestemming van klager. In dat geval is een schriftelijk verslag van het binnentreden vereist in de zin van artikel 10 Algemene wet op binnentreden. De gerechtsdeurwaarder heeft dit verslag opgesteld en als bijlage toegevoegd aan zijn verweerschrift. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd. De woning van klager is nu een jaar leeg en mag niet verhuurd worden. Al het huurgeld moet teruggevorderd worden. De meterstanden moeten ook nog gemeten worden. Klager gaat binnenkort ergens anders wonen. Het huurcontract is al ondertekend via een ander woningbouw.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.