ECLI:NL:TGDKG:2022:161 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/678412 / DW RK 20/22 LV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:161
Datum uitspraak: 23-11-2022
Datum publicatie: 23-11-2022
Zaaknummer(s): C/13/678412 / DW RK 20/22 LV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder deprivacy van haar heeft geschonden door zich in het midden van haar winkel voor testellen als gerechtsdeurwaarder en de gehele schuldenpositie van klaagster met eenklant van haar heeft besproken. De kamer is het met de beslissing van de voorzittereens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 november 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 20 augustus 2019 met zaaknummer C/13/656313 / DW RK 18/564 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/678412 / DW RK 20/22 LV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 26 oktober 2018, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 21 januari 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 20 augustus 2019 heeft de voorzitter klachtonderdeel d als kennelijk van onvoldoende gewicht afgewezen en het overige als kennelijk ongegrond afgewezen.

Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klaagster toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 23 augustus 2019, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij verweerschrift, ingekomen op 15 september 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzet van klaagster gereageerd. Vervolgens heeft klaagster bij e-mail, ingekomen op 21 september 2020 repliek ingediend en de gerechtsdeurwaarders dupliek, ingekomen op 5 oktober 2020. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2022 alwaar klaagster met haar zus en de gerechtsdeurwaarder met haar gemachtigde zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 23 november 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 26 augustus 2016 heeft de [  ] (de opdrachtgever) een dwangbevel uitgevaardigd onder andere ten laste van klaagster. Hierin is een bevel tot betaling van een geldsom opgenomen.

-           Op 27 oktober 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder het dwangbevel van

26 augustus 2016 aan klaagster betekend.

-           Op 18 april 2017 is de gerechtsdeurwaarder voor een beslaglegging bij de winkel van klaagster langsgegaan. Klaagster heeft vervolgens een bedrag van

€ 100,- voldaan en afgesproken om een nieuw betalingsvoorstel te doen ter voorkoming van de beslaglegging.

-           Op 24 april 2017 is een betalingsregeling overeengekomen ingaande per

15 mei 2017 waarbij maandelijks een bedrag van € 50,- voor of op de 15e van de maand moet zijn voldaan. Nadien heeft klaagster nagelaten de betalingsregeling stipt en volledig te voldoen.

-           Op 19 december 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder geprobeerd beslag te leggen in de winkel van klaagster. Klaagster heeft hieraan niet meegewerkt waarop is aangekondigd dat bij herhaalde weigering bijstand van de politie zal worden  ingeroepen.

-           Op 14 februari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een laatste beslagpoging ondernomen waarbij klaagster zich wederom tegen het beslag heeft verzet. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat een beslaglegging met politiebijstand wordt ingepland.

-           Op 24 juli 2017 heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder opgedragen het dossier van klaagster aan te houden.

-           Bij brief van 22 augustus 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslaglegging met politiebijstand op 25 september 2018 aangekondigd. Dit is op verzoek van de politie uitgesteld tot 2 oktober 2018 waarover klaagster bij brief van 24 september 2018 is ingelicht.

-           Op 2 oktober 2018 is de gerechtsdeurwaarder naar de winkel van klaagster gegaan, voordat de politie aanwezig is, en heeft in de winkel gesproken met een man, de heer [  ]. De gerechtsdeurwaarder heeft naar de op dat moment afwezige klaagster gevraagd alvorens zich te legitimeren en het doel van haar komst bij de man kenbaar te maken. Hierop heeft de man de openstaande vordering, inclusief de rentekosten en de kosten voor het staken van de executie, aan de gerechtsdeurwaarder voldaan.

-           Klaagster heeft op 3 oktober 2018 een klacht ingediend bij het gerechtsdeurwaarderskantoor te [  ], waarbij zij bezwaar heeft gemaakt tegen de gang van zaken op 2 oktober 2018.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: haar privacy heeft geschonden door haar in het bijzijn van klanten mede te delen

dat klaagster schulden heeft;

b: heeft gedreigd met het sluiten van de winkel en de aanwezigheid van de politie dan

wel gedreigd heeft de sleutel aan de politie over te dragen;

c: meer gelden heeft geïnd dan het verschuldigde bedrag;

d: geen reactie heeft gegeven op haar e-mail van 3 oktober 2018;

e: zich dient te verontschuldigen voor onwaarheden en het geïnde bedrag dient terug

te geven aan een klant van klaagster.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Ingevolge het daartoe bepaalde in de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen slechts klachten worden ingediend tegen gerechtsdeurwaarders (waaronder mede worden begrepen waarnemend-, toegevoegd- en kandidaat-gerechtsdeurwaarders). Klachten tegen een gerechts­deur­waar­ders­kantoor of medewerkers van een kantoor worden daarbij geacht te zijn gericht tegen gerechtsdeurwaarders, die voor dit kantoor c.q. de medewerkers verantwoordelijk zijn. Uit het klaagschrift volgt dat klaagster zich beklaagt over de uitgevoerde ambtshandeling van de gerechtsdeurwaarder. De verweer voerende gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de kamer de klacht als tegen haar gericht kan beschouwen omdat zij de ambtshandeling heeft verricht. Deze gerechtsdeurwaarder zal als beklaagde worden aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van de beslissing al rekening gehouden.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft het gestelde met betrekking tot de privacyschending door in het bijzijn van klanten zich te uiten over de schuldenpositie van klaagster ontkend en betwist. Uit het verweerschrift volgt dat alleen de heer [  ] in de winkel aanwezig is. Bovendien bevindt hij zich achter de toonbank en is daarom voor de gerechtsdeurwaarder niet overgekomen als een klant. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt wegens de betwisting door de gerechtsdeurwaarder niet kan worden vastgesteld, dient de klacht als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat klaagster volstaat met algemeenheden zonder nadere toelichting of onderbouwing. De enkele niet nader door klaagster onderbouwde of toegelichte stellingen zijn onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Daarnaast betwist de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift de gestelde uitingen temeer geen reden is gebleken voor dergelijke uitingen omdat de volledige vordering door de heer [  ] is voldaan. De heer

[  ] heeft uit eigen beweging de vordering voldaan en dit is in aanwezigheid van klaagster besproken. Verder blijkt uit het verweerschrift dat er nog geen politiebijstand aanwezig is op het moment dat de gerechtsdeurwaarder aanwezig is. Naar het oordeel van de voorzitter is dit klachtonderdeel ongegrond.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter het volgende. Uit de overgelegde producties en het verweerschrift volgt dat de heer [  ] een bedrag ad € 555,07 aan de gerechtsdeurwaarder heeft voldaan. Dit bedrag is opgebouwd uit hetgeen klaagster nog verschuldigd is aan de opdrachtgever, de kosten van het proces-verbaal van staking executie en de rentekosten sinds 27 augustus 2018. In het onderhavige geval heeft de gerechtsdeurwaarder geen hoger bedrag geëist en in ontvangst genomen. Zodoende is naar het oordeel van de voorzitter dit klachtonderdeel ongegrond.


4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder de door haar gemaakte fout heeft erkend. Door deze fout is klaagster niet geschaad en na ontdekking van de fout is door gerechtsdeurwaarder [  ], namens het gerechtsdeurwaarderskantoor, in een persoonlijk gesprek op 20 december 2018 excuses aangeboden voor de uitgebleven reactie. Naderhand heeft gerechtsdeurwaarder [  ], zoals met klaagster afgesproken in het persoonlijke gesprek, begin 2019 geprobeerd een vervolggesprek te plannen om de gang van zaken op 2 oktober 2018 alsmede de ingediende klacht in aanwezigheid van de beklaagde gerechtsdeurwaarder te bespreken. Dit vervolggesprek heeft weliswaar niet plaatsgevonden omdat men, ondanks telefonische pogingen en een e-mail, niet meer in contact met klaagster is gekomen. Naar het oordeel van de voorzitter is de fout niet zo ernstig dat deze niet op deze wijze opgelost kan worden. Deze klacht zal derhalve als van onvoldoende gewicht worden afgewezen.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de voorzitter dat klaagster niet vrijwillig heeft voldaan aan het reeds onherroepelijk geworden dwangbevel van 26 augustus 2016. Het dwangbevel is de executoriale titel waaraan de gerechtsdeurwaarder diens bevoegdheid ontleent om de ambtshandelingen te verrichten. Aangezien er sprake is van een rechtsgeldige titel is er geen reden voor de gerechtsdeurwaarder om geïnde bedrag terug te betalen. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter klachtonderdeel d als kennelijk van onvoldoende gewicht afgewezen en het overige als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder haar privacy heeft geschonden. De gerechtsdeurwaarder heeft zich op 2 oktober 2018 in het midden van de winkel van klaagster in het bijzin van meerdere klanten voorgesteld als gerechtsdeurwaarder. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder aangeven dat zij beslag kwam leggen op de inboedel van klaagster en dat de politie buiten aan het wachten was. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens met een klant van klaagster, de heer [  ], de gehele schuldenpositie van klaagster besproken. Hierop heeft de heer

[  ] een bedrag van € 555,07 aan de gerechtsdeurwaarder betaald, terwijl klaagster al een groot deel van de vordering had voldaan. Bovendien kwam de gerechtsdeurwaarder een half uur voor het afgesproken tijdstip in de winkel, nog voordat klaagster was gearriveerd.

6.2 Klaagster heeft verder aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder geen duidelijke specificatie heeft gegeven, waarin staat vermeld wat klaagster reeds heeft voldaan. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder geen kwitantie afgegeven.

6.3 Klaagster heeft ten slotte aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder pas op

20 december 2018 op de klacht van klaagster van 3 oktober 2018 heeft gereageerd.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 Voor zover klaagster nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan zij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klaagster kan niet worden ontvangen in haar klachten als vermeld onder 6.2.

8.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat zij een half uur eerder dan de afgesproken tijd naar de winkel van klaagster is gekomen, teneinde beslaglegging te voorkomen. Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar. De gerechtsdeurwaarder stelt dat de heer [  ] achter de toonbank stond op het moment dat zij in de winkel van klaagster kwam en dat er geen andere personen in de winkel aanwezig waren. De heer [  ] heeft de gerechtsdeurwaarder aangesproken en heeft vervolgens uit eigen beweging de vordering op klaagster voldaan. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder in een aparte ruimte op klaagster gewacht, totdat deze arriveerde. De deurwaarder heeft daarbij ook met klaagster gesproken. Niet gesteld of gebleken is dat klaagster op dat moment bezwaar heeft gemaakt tegen de betaling door de heer [  ]. De kamer heeft geen reden om aan het relaas van de gerechtsdeurwaarder te twijfelen en acht de geschetste gang van zaken niet tuchtrechtelijk laakbaar.

8.3 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

8.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.