ECLI:NL:TGDKG:2022:157 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/715051 / DW RK 22/103 LV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:157
Datum uitspraak: 23-11-2022
Datum publicatie: 23-11-2022
Zaaknummer(s): C/13/715051 / DW RK 22/103 LV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Niet gebleken is dat klager alle gevraagde gegevens heeft verstrekt voor het vaststellen van de beslagvrije voet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 november 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 8 maart 2022 met zaaknummer C/13/704545 / DW RK 21/300 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/715051 / DW RK 22/103 LV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail, ingekomen op 7 juli 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

5 augustus 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mail, ingekomen op 18 augustus 2021. De gerechtsdeurwaarder heeft hier bij e-mail van 14 september 2021 op gereageerd. Bij beslissing van 8 maart 2022 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 10 maart 2022 aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 11 maart 2022, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2022 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 23 november 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft de executie van een vordering van [  ] op klager overgenomen van [  ], wegens het faillissement van [  ].

-           Op 3 maart 2021 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen ten laste van klager.

-           Bij exploot van 5 maart 2021 is het proces-verbaal van het loonbeslag aan klager betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: zonder enig overleg of aankondiging beslag op het inkomen van klager heeft gelegd;

b: niet reageert op telefoontjes en/of e-mails van klager;

c: een onterechte en verjaarde vordering probeert te incasseren.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder het dossier van klager heeft overgenomen nadat [  ] gerechtsdeurwaarders failliet is verklaard. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift gesteld dat uit de historie van het dossier is gebleken dat klager meermalen is aangemaand om tot betaling van de vordering over te gaan. Verder blijkt uit de historie dat klager tweemaal een betalingsregeling heeft voorgesteld waarop [  ] afwijzend heeft gereageerd. Op het verzoek van [  ] om inzage te geven in de inkomsten en uitgaven is niet gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft, gelet op zijn ministerieplicht, niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klager gewezen vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 3 oktober 2013 ten uitvoer te leggen. Klager staat op grond van artikel 3:276 Burgerlijk Wetboek (BW) met zijn hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager, dus ook op zijn inkomen. Er bestaat voor de gerechtsdeurwaarder geen wettelijke verplichting om de schuldenaar voorafgaand het leggen van loonbeslag te informeren over het voorgenomen beslag. Tegen de tenuitvoerlegging van de titel kan klager slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geĆ«igende weg.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat deze enkele niet nader door klager onderbouwde stelling onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Klager volstaat met algemeenheden zonder toelichting of onderbouwing. Dit klachtonderdeel voldoet aldus niet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift gesteld dat klager op 10 maart 2021 telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder heeft opgenomen waarbij klager heeft aangegeven dat de beslagvrije voet niet juist is vastgesteld. De gerechtsdeurwaarder heeft op diezelfde dag bewijsstukken aan klager gevraagd teneinde de juiste beslagvrije voet te kunnen berekenen. Hierop heeft klager niet gereageerd. Een tuchtrechtelijk verwijt kan op dit klachtonderdeel niet worden vastgesteld.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat voor de tenuitvoerlegging van gerechtelijke uitspraken de in artikel 3:324 BW neergelegde termijn van twintig jaren als uitgangspunt dient te worden genomen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 3 oktober 2013 te executeren. Voor zover klager stelt dat hij niet bekend is met het vonnis, overweegt de voorzitter dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat het vonnis aan klager is betekend en klager bij brieven van 25 januari 2019 en 6 april 2020 een kopie van het betekende vonnis heeft ontvangen. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.  

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift ten onrechte heeft vermeld dat klager geen medewerking zou hebben verleend aan het vaststellen van de beslagvrije voet. Klager stelt dat hij alle gevraagde gegevens heeft verstrekt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klager ter zitting aangevoerde maken dit niet anders. De kamer geeft de gerechtsdeurwaarder wel mee dat het weliswaar geen wettelijke verplichting is om een schuldenaar ervan op de hoogte te stellen, indien hij een dossier van een ander gerechtsdeurwaarderskantoor heeft overgenomen, maar dat het wel wenselijk was geweest als hij dit voorafgaand het leggen van het beslag kenbaar had gemaakt aan klager, teneinde onduidelijkheden bij de klager ten aanzien van de behandeling van het betreffende dossier te voorkomen.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.