ECLI:NL:TGDKG:2022:154 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/702325 DW RK 21/209 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:154
Datum uitspraak: 31-10-2022
Datum publicatie: 04-11-2022
Zaaknummer(s): C/13/702325 DW RK 21/209 LV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Klaagster beklaagt zich onder meer over de omstandigheid dat gerechtsdeurwaarders een exploot openbaar hebben betekend terwijl zij wisten dat klaagster in het buitenland woonachtig is. De kamer overweegt dat de enige beschikbare informatie dat klaagster in [ stad ], [ land ] woont, zonder te beschikken over een adres, ontoereikend is om het exploot te kunnen betekenen conform artikel 55 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. *****UITSPRAAK IN HOGER BEROEP: 13 juni 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1413, [Het hof:- bevestigt de bestreden beslissing ]*****

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 oktober 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/702325 DW RK 21/209 LV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ] ([   ]),

klaagster,

tegen:

1. [   ] ,

2. mr. [   ] ,

en

3. [   ] ,

gerechtsdeurwaarders te Amsterdam,

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 2 mei 2021, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij e-mails van 18 mei 2021 en 15 juli 2021 heeft klaagster haar klacht aangevuld. Bij verweerschriften, ingekomen op 23 juli 2021 en 10 augustus 2021, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 september 2022,waarbij de echtgenoot van klaagster (via een videoverbinding) en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 31 oktober 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarders zijn belast met een ten laste van klaagster gewezen vonnis van 18 maart 2021 van de kantonrechter te Amsterdam.
  • Bij exploot van 25 maart 2021 is het vonnis van 18 maart 2021 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
  • Op 29 maart 2021 is executoriaal beslag op een onroerende zaak van klaagster gelegd.
  • Op 30 maart 2021 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ABN AMRO Bank N.V. ten laste van klaagster.
  • Bij e-mail van 6 april 2021 heeft klaagster een klacht bij het gerechtsdeurwaarderskantoor ingediend.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

1. de gerechtsdeurwaarders de exploten niet op de juiste manier aan klaagster hebben betekend;

2. de gerechtsdeurwaarders doorgaan met onrechtmatige gedragingen, zelfs nadat zij daarop gewezen zijn;

4. sprake is van onrechtmatige beslagen;

7. de gerechtsdeurwaarders onterechte dwangsommen eisen en innen;

11. de gerechtsdeurwaarders bij het openbaar betekenen van de exploten niet het Openbaar Ministerie hebben ingelicht dat klaagster op een adres in het buitenland woonachtig is en daarnaast alsnog exploten bewust openbaar betekenen, terwijl de gerechtsdeurwaarders contact hebben gehad met klaagster;

16. de gerechtsdeurwaarders artikel 8 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders hebben geschonden;

22. de gerechtsdeurwaarders niet hebben gereageerd op de klacht van klaagster van 6 april 2021;

29. de gerechtsdeurwaarders hun diensten niet hebben geweigerd terwijl hun handelen redelijkerwijs onrechtmatig was.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn worden, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:2450), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt. Het dossier van klaagster kan worden aangemerkt als vallende onder hun verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen a en b (het niet op juiste wijze betekenen van exploten) stellen de gerechtsdeurwaarders dat zij het vonnis van 18 maart 2021 op verzoek van de opdrachtgever en na verificatie van de gegevens in de Basisregistratie Personen (Brp) aan het woonhuis van klaagster hebben betekend, te weten [   ]te [   ], waar zij op dat moment stond ingeschreven. Ondanks het feit dat het vonnis van 18 maart 2021 in de aanhef vermeldt dat de woonplaats van klaagster in [   ], [   ] was, is dit niet tuchtrechtelijk laakbaar. De gerechtsdeurwaarders mochten erop vertrouwen dat gezien de registratie in het Brp, het exploot klaagster zou bereiken. Dat het vonnis een buitenlandse woonplaats vermeldt betekent immers niet dat klaagster daar ten tijde van betekening nog verblijft. Nadat klaagster zich per 27 maart 2021 in de Brp had laten overschrijven op een adres in [   ], hebben de gerechtsdeurwaarders ervoor gekozen om opvolgende exploten openbaar (zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland) te betekenen. Ook dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar. De gerechtsdeurwaarders verklaren dat het hen duidelijk was geworden dat klaagster weliswaar in [   ] was ingeschreven, maar niet werkelijk in Nederland woonde. Tegelijkertijd beschikten de gerechtsdeurwaarders niet over een feitelijk adres van klaagster in het buitenland. De enige beschikbare informatie, namelijk dat klaagster in [   ], [   ] zou wonen, was ontoereikend om het exploot te kunnen betekenen conform artikel 55 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Er was immers geen concreet adres waar een afschrift van het exploot naartoe gestuurd kon worden en waar betekening door een buitenlandse autoriteit kon plaatsvinden. Ingevolge artikel 54 lid 4 Rv was in dat geval betekening aan parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie met publicatie in de Staatscourant de aangewezen weg. Hierbij komt nog, zoals ook ter zitting is gebleken, dat klaagster in het relevante tijdsbestek zich niet alleen - tijdelijk – uit Nederland heeft laten uitschrijven, om zich vervolgens weer in Nederland in te schrijven, uiteindelijk op een adres in [   ], waar familieleden van klaagster wonen, heeft ingeschreven.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdelen c. en d. stelt de kamer voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarders hebben dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 18 maart 2021 te executeren. Tegen de tenuitvoerlegging van de titel kan klaagster opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e. overweegt de kamer dat er voor de gerechtsdeurwaarders geen wettelijke verplichting bestaat om het Openbaar Ministerie in te lichten over de plek waar klaagster stelt feitelijk te wonen. Het is aan klaagster om haar woon- en verblijfplaats op correcte wijze in de Brp te laten registeren. Klaagster verwijst in dit kader naar artikel 382 onder a Rv. Hierin is opgenomen dat een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, op vordering van een partij kan worden herroepen, indien het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd. Niet gesteld of gebleken is dat hiervan sprake is. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarders op dit klachtonderdeel in ieder geval niet worden gemaakt.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel f. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarders ingevolge artikel 8 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders geen druk mogen uitoefenen door het aankondigen van maatregelen, welke zij niet uit hoofde van hun opdracht, de wet en de hen verstrekte titel daadwerkelijk kunnen nemen. Nu er ten tijde van de beslagleggingen (nog) geen betalingsregeling met klaagster was overeengekomen, hebben de gerechtsdeurwaarders niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel g. overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder ter zitting getoonde stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarders op 8 april 2021 inhoudelijk en daarmee tijdig hebben gereageerd naar klaagster op het e-mailadres waarop zij te bereiken is, en naar haar advocaat. De klacht van klaagster stuit hierop af.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel h. overweegt de kamer dat er voor de gerechtsdeurwaarders geen aanleiding bestond om af te zien van de executie. Dat klaagster kennelijk in het buitenland verblijft is hiertoe niet voldoende. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

4.9 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.