ECLI:NL:TGDKG:2022:152 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/717463 / DW RK 22/180 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:152
Datum uitspraak: 21-10-2022
Datum publicatie: 24-10-2022
Zaaknummer(s): C/13/717463 / DW RK 22/180 MK/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De oorspronkelijke beslissing over de niet ontvankelijkheid van de klacht blijft in stand. Er is geen sprake van een nieuw feitencomplex op grond waarvan de klacht inhoudelijk behandeld had moeten worden. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 oktober 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 26 april 2022 met zaaknummer C/13/706939 DW RK 21/409 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/717463 / DW RK 22/180 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 8 september 2021, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 27 oktober 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 26 april 2022 heeft de voorzitter de klacht  kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klaagster toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 9 mei 2022, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft haar verzetschrift aangevuld bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 26 augustus 2022. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 september 2022 alwaar klaagster telefonisch is gehoord en de gerechtsdeurwaarder is verschenen. De uitspraak is bepaald op 21 oktober 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 27 juni 2018 van de kantonrechter te [  ] is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag aan [  ] (hierna: [  ])

-           Bij exploot van 10 juli 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder de grosse van het vonnis van 27 juni 2018 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen en tevens de aanzegging dat bij niet tijdige voldoening van het bevel wordt overgegaan tot in beslagneming en verkoop van roerende en/of onroerende zaken en goederen van klaagster.

-           Op 12 september 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de woning van klaagster.

-           Bij exploot van 17 september 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klaagster betekend.

-           Op 19 november 2018 is de woning van klaagster op verzoek van de hypotheekhouder geveild.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. De gerechtsdeurwaarder heeft tot op heden geen stuk toegestuurd waaruit blijkt dat zijn opdrachtgever [  ] opdracht heeft gegeven tot het leggen van conservatoir beslag, noch tot het leggen van executoriaal beslag.

b. [  ] was geen eigenaar van het bedrijfspand en ook uit het vonnis blijkt niet dat [  ] een vordering had.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 In artikel 37 van de gerechtsdeurwaarderswet is het volgende bepaald: indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar klacht over het vonnis, of over de opdrachtgever. In de beslissing van 10 augustus 2021 heeft de voorzitter reeds beslist over klaagsters klacht dat de gerechtsdeurwaarder geen opdracht had van [  ] om het vonnis te executeren. Klaagster kan daarom ook in dit klachtonderdeel niet worden ontvangen.

4.3 In het verweerschrift heeft de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat hij geen bemoeienis heeft gehad met de veiling van de onroerende zaak van klaagster. Ook dit onderdeel van de klacht is reeds aan bod gekomen in de beslissing van 10 augustus 2021. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat hij eveneens geen bemoeienis heeft gehad met een eerder gelegd conservatoir beslag.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster onder meer aangevoerd dat de woning van klaagster niet door een hypotheekhouder is geveild, maar gedwongen onderhands is verkocht ex artikel 3:268 lid 2 Burgerlijk Wetboek, door een andere hypotheekhouder dan vermeld in het beslagexploot, terwijl de vordering van [  ] reeds begin 2018 via de normale onderhandse verkooproute na conservatoir beslag was voldaan. De gerechtsdeurwaarder heeft hier niemand over geïnformeerd. Klaagster stelt dat [  ] nooit en te nimmer opdracht heeft gegeven voor het leggen van executoriaal beslag op de woning van klaagster.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klaagster ter zitting aangevoerde maken dit niet anders.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.