ECLI:NL:TGDKG:2022:151 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/712444 / DW RK 22/14 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:151
Datum uitspraak: 21-10-2022
Datum publicatie: 24-10-2022
Zaaknummer(s): C/13/712444 / DW RK 22/14 MK/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster stelt dat er geen rechtsgeldige veilingaktes zijn en de ontruiming onrechtmatig was. Klaagster stelt verder dat de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig opslagkosten in eigen zak heeft gestoken. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 oktober 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 28 december 2021 met zaaknummer C/13/702228 DW RK 21/207 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/712444 / DW RK 22/14 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 mei 2021, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 9 juni 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 28 december 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 30 december 2021 aan klaagster toegezonden. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 7 januari 2022, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft haar verzetschrift aangevuld bij e-mail met bijlagen,

ingekomen op 26 augustus 2022. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 september 2022 alwaar klaagster telefonisch is gehoord en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. De uitspraak is bepaald op 21 oktober 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 21 februari 2019 is de woning van klaagster in opdracht van [  ] ontruimd en zijn de goederen van klaagster opgeslagen.

-           Op 4 april 2019 is een dagvaardingsexploot aan klaagster betekend.

-           Bij vonnis van de kantonrechter te [  ] van 29 mei 2019 is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij exploot van 5 juni 2019 is het vonnis van 29 mei 2019 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er - voor zover de voorzitter begrijpt - samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder waardeloze dan wel niet rechtsgeldige aktes aan haar heeft betekend en zonder enige juridische grondslag de woning van klaagster heeft ontruimd. De gerechtsdeurwaarder heeft tevens extra bewaringskosten opgestreken, aldus klaagster.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Uit de door klaagster overgelegde notariële akte van 21 november 2018 blijkt dat [  ] op de openbare veiling van 19 november 2018 eigenaar is geworden van de woning van klaagster. Bij exploot van 13 februari 2019 heeft een collega gerechtsdeurwaarder de notariële akte van 21 november 2018 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel de woning binnen drie dagen te ontruimen en is klaagster tevens aangezegd dat indien zij niet aan het bevel voldoet de ontruiming zal plaatsvinden op 21 februari 2019. Nu klaagster niet aan het bevel tot ontruiming heeft voldaan, heeft de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de woning van klaagster op 21 februari 2019 te ontruimen.

4.3 Bij vonnis van de kantonrechter te [  ] van 29 mei 2019 is klaagster veroordeeld tot het betalen van de kosten van ontruiming alsmede de kosten van het transport en opslag. De gerechtsdeurwaarder kan geen verwijt worden gemaakt dat hij het vonnis van 29 mei 2019 aan klaagster heeft betekend met gelijktijdig bevel tot betaling. Daarmee heeft de gerechtsdeurwaarder gevolg gegeven aan zijn ministerieplicht.

4.4 Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dan wel met stukken onderbouwd waarom de bij de klacht overgelegde notariële aktes niet juist zouden zijn. Klaagster volstaat met algemeenheden zonder toelichting of onderbouwing. Dit klachtonderdeel voldoet aldus niet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster onder meer aangevoerd dat [  ] niet de eigenaar van de woning van klaagster is geworden, zodat de ontruiming onrechtmatig is geweest. Er zijn geen rechtsgeldige veilingakten, aldus klaagster.

6.2 Klaagster heeft verder aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte en zonder juridische grondslag een bedrag van € 2.013,- aan opslagkosten in eigen zak heeft gestopt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klaagster ter zitting aangevoerde maken dit niet anders.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.