ECLI:NL:TGDKG:2022:149 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/699230 / DW RK 21/111 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:149
Datum uitspraak: 21-10-2022
Datum publicatie: 24-10-2022
Zaaknummer(s): C/13/699230 / DW RK 21/111 MK/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gelet op de inhoud van het toegangsverbod, in samenhang met het feit dat de partner van de gerechtsdeurwaarder werkzaam is op de school waar het toegangsverbod betrekking op heeft, had van de gerechtsdeurwaarder mogen worden verwacht dat zij nader onderzoek had verricht voordat zij tot betekening van het toegangsverbod overging. Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel van waarschuwing, geen veroordeling in proceskosten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 oktober 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/699230 / DW RK 21/111 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 15 maart 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder). Bij verweerschrift, ingekomen op 17 mei 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 14 januari 2022. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 september 2022 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 21 oktober 2022.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
 

-           Op 16 maart 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief, inhoudende een toegangsverbod, aan klager betekend.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: op 16 maart 2018 rond 19.00 uur aan klager een toegangsverbod heeft betekend;

b: verkeerd heeft gehandeld door het exploot in de brievenbus achter te laten, terwijl

klager daarvoor geen toestemming heeft gegeven;

c: geen toegangsverbod mag aanzeggen, omdat dit niet tot de taken van een

gerechtsdeurwaarder behoort en dat het toegangsverbod bovendien niet bij vonnis is

bepaald;

d: niet onafhankelijk en niet onpartijdig is, omdat de partner van de

gerechtsdeurwaarder, als secretaris van de medezeggenschapsraad van de betreffende

school, betrokken is bij het toegangsverbod.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer als volgt. Blijkens artikel 64 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) mag een gerechtsdeurwaarder geen exploten betekenen tussen acht uur ’s avonds en zeven uur ‘s ochtends, tenzij de rechter daar specifiek toestemming voor heeft verleend. De gerechtsdeurwaarder heeft bij de betekening op 16 maart 2018 niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het exploot rond 19.00 uur aan klager te betekenen.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer als volgt. Ingevolge artikel 46 lid 3 Rv laat de gerechtsdeurwaarder een afschrift van het exploot in een gesloten enveloppe aan de woonplaats of verzendt hij deze per post als degene, voor wie het exploot is bestemd, weigert het afschrift in ontvangst te nemen. Uit het exploot van 16 maart 2018 blijkt dat klager heeft geweigerd het afschrift in ontvangst te nemen. Vanwege de weigering heeft de gerechtsdeurwaarder in overeenstemming met voornoemd artikel gehandeld door het afschrift in een gesloten enveloppe in de brievenbus van klager achter te laten. Daar is geen toestemming voor nodig. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer als volgt. Anders dan klager stelt, hoeft een toegangsverbod niet bij vonnis te worden bepaald en kan het bevoegd gezag bij overtreding van de huisregels een persoon de toegang tot een gebouw ontzeggen dan wel een toegangsverbod opleggen. Uit de overgelegde  producties blijkt dat het bevoegd gezag van de [  ], na overleg met de directie van het [  ], klager op 16 maart 2018 een toegangsverbod voor onbepaalde tijd heeft opgelegd. Een gerechtsdeurwaarder is op grond van artikel 2 lid 1 onder b van de Gdw belast met het doen van exploten. Het exploot is de authentieke akte, opgemaakt door de gerechtsdeurwaarder, waarin in dit geval verslag is gedaan van het officieel betekenen (afleveren) van de brief inhoudende het toegangsverbod, opdat de ontvangst daarvan kan worden bewezen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer als volgt. In de brief van 16 maart 2018 is opgenomen dat er met onmiddellijke ingang en voor onbepaalde tijd een toegangsverbod wordt opgelegd aan klager ten aanzien van alle terreinen en gebouwen van het [  ]. Verder is in de brief opgenomen dat aan het verbod de voortdurende bedreigingen, laster en intimidatie ten aanzien van medewerkers van het [  ] ten grondslag liggen. De gerechtsdeurwaarder erkent dat haar partner werkzaam is op het [  ] en tevens secretaris is van de medezeggenschapsraad, maar stelt niet met hem over de brief van 16 maart 2018 te hebben gesproken (of anderszins over het conflict dat aan het toegangsverbod ten grondslag lag). Gelet op de inhoud van de brief van 16 maart 2018 in samenhang met het feit dat de partner van de gerechtsdeurwaarder werkzaam is op de betreffende school, had van de gerechtsdeurwaarder mogen worden verwacht dat zij nader onderzoek had verricht of haar partner tot de medewerkers behoorde waar de brief aan refereerde of dat haar partner anderszins betrokken was bij het toegangsverbod. Dat heeft de gerechtsdeurwaarder niet gedaan. Ter zitting heeft zij enkel verklaard dat zij “daar vroeger op school had gezeten” en daarin geen beletsel te zien. Het feit dat haar partner op deze school werkzaam is heeft zij kennelijk niet in haar overwegingen betrokken.
De kamer verwijst naar artikel 2 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders. Hierin is opgenomen dat de gerechtsdeurwaarder zijn beroep zo uitoefent dat zijn onafhankelijkheid en ambtelijke onpartijdigheid niet in gevaar komen. In de toelichting bij dat artikel is onder meer opgenomen dat de gerechtsdeurwaarder te allen tijden bedacht moet zijn op de situatie dat hij ten opzichte van zijn opdrachtgever niet meer de vrijheid en de onafhankelijkheid bezit om deugdelijk te adviseren en te representeren, waarbij ook de indruk die bij derden gewekt wordt een rol kan spelen. De kamer acht dit klachtonderdeel gelet op voorgaande gegrond.

5.6 De stellingen van klager dat de gerechtsdeurwaarder de opdracht gratis heeft uitgevoerd en dat zij het toegangsverbod met haar partner heeft besproken, heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting uitdrukkelijk ontkend. Nu niet kan worden vastgesteld wie het gelijk hier aan zijn zijde heeft, dient dit klachtonderdeel als ongegrond te worden afgewezen.

5.7 De kamer verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en acht de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden.

5.8 Wanneer een klacht gegrond wordt verklaard én een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd. Op grond van deze richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij (bijzondere) omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling, omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. Met het opleggen van deze maatregel wordt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelwijze niet opnieuw plaatsvindt. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden.

5.9 Nu de kamer de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet het door klager betaalde griffierecht ad € 50,- aan hem dient te vergoeden.

5.10 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdeel d gegrond;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad € 50,- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.