ECLI:NL:TGDKG:2022:145 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/712657 / DW RK 22/23 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:145
Datum uitspraak: 05-10-2022
Datum publicatie: 07-10-2022
Zaaknummer(s): C/13/712657 / DW RK 22/23 MdV/SM
Onderwerp: KBvG
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: Boete van € 800,00. Ingegeven door vaste jurisprudentie, in het geval een gerechtsdeurwaarder onvoldoende PE-punten behaald binnen de betreffende periode, heeft de kamer de gerechtsdeurwaarder een boete van € 200,00 per niet behaalde punt opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 5 oktober 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/712657 / DW RK 22/23 MdV/SM ingesteld door:

Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (hierna: KBvG),

gevestigd te Den Haag,

klaagster,

gemachtigde: mr. [   ],

tegen:

[   ],

oud-gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 18 januari 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 25 maart 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 augustus 2022 alwaar de gemachtigde van klaagster is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 5 oktober 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Uit artikel 5 lid 1 van de Verordening Beroepsstage & Permanente educatie KBvG (hierna: de Verordening) volgt dat ieder lid van de KBvG verplicht is zich zodanig te scholen en bij te scholen op juridisch en vakinhoudelijk gebied, op het gebied van het ondernemerschap van de gerechtsdeurwaarder, op het gebied van juridische dienstverlening en op alle overige gebieden die de vakbekwaamheid kunnen bevorderen, dat het lid beschikt over de kennis die noodzakelijk is voor een goede beroepsuitoefening.
  • Aan de in voornoemd artikel 5 neergelegde verplichting is voldaan als een lid binnen een tijdvak een door het bestuur van de KBvG vast te stellen minimum aantal opleidingspunten heeft behaald (artikel 6 Verordening). In dit geval gaat het om tijdvak 2019-2020, waarin de gerechtsdeurwaarder minimaal 30 opleidingspunten diende te behalen.
  • De gerechtsdeurwaarder is gedefungeerd per 17 april 2020. Op grond van artikel 10 lid 4 van het Reglement Beroepsstage & Permanente educatie KBvG, worden de punten naar rato berekend. Het voor de gerechtsdeurwaarder te behalen aantal punten is daarom gesteld op 18. Gebleken is dat beklaagde onvoldoende opleidingspunten heeft behaald in de periode 2019-2020, namelijk 14 punten, dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder 4 punten te weinig heeft behaald. Gedefungeerde gerechtsdeurwaarders blijven tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor hun doen en laten tijdens hun KBvG-lidmaatschap, waaronder het voldoen aan de PE-verplichtingen.
  • De gerechtsdeurwaarder is op 13 september 2019 en 20 januari 2020 geïnformeerd over de voor hem geregistreerde punten.
  • Op 17 april 2020 is de gerechtsdeurwaarder door het bestuur van de KBvG middels een ledenmailing geïnformeerd over het gegeven dat de uiterste datum voor het behalen van het minimumaantal punten voor de periode 2019-2020 werd verschoven van 31 december 2020 naar 1 april 2021.
  • Vervolgens is de gerechtsdeurwaarder op 4 maart 2021 andermaal geïnformeerd over de voor hem geregistreerde punten.
  • Bij e-mails van 28 juli en 11 augustus 2021 is de gerechtsdeurwaarder verzocht te reageren op de bevindingen van het bestuur van de KBvG.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder zich niet te hebben gehouden aan de uit de Verordening voortvloeiende verplichting om het vastgestelde minimum aantal PE-punten voor het tijdvak 2019-2020 te behalen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder stelt zich samengevat op het standpunt dat hij tot de ontvangst van de brief van de kamer op of rond 19 januari 2020 (lees: januari 2022, kamer), waarbij het klaagschrift van de KBvG was bijgesloten, niets van de KBvG heeft vernomen over dit onderwerp, op wat voor manier dan ook. Beklaagde wordt op deze manier enkel bewust op kosten gejaagd. In de voorgaande jaren heeft beklaagde altijd ruim voor het einde van de PE-periode ruim de benodigde PE­ punten behaald. Soms tot meer dan 10 extra punten. Een beetje dossierbestudering zou hier ook tot nadenken moeten leiden. Beklaagde begrijpt wat de regels zijn voor wat betreft het behalen van de benodigde PE punten en erkent beslist de waarde ervan. Wat hij niet begrijpt is het star en onprofessioneel handelen wat in dit geval enkel gericht is op het willens en wetens onnodig kosten maken. Dit is laakbaar gedrag en als zodanig verwijtbaar. Op grond hiervan verzoekt de gerechtsdeurwaarder dan ook dat de kamer de klacht van de KBVG afwijst.

3.2 Mocht de kamer desondanks van mening zijn dat er enige vorm is van verwijtbaarheid dan verzoekt de gerechtsdeurwaarder de kamer het aantal te behalen punten niet op 18 te stellen, maar ten hoogste op 16. Volgens de gerechtsdeurwaarder is de wijze van berekenen niet geheel correct en heeft er ook aan afronding ten nadele van hem plaatsgevonden.

3.3 Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat hij de kosten van diverse recente opleidingen heeft opgezocht en heeft gezien dat de kosten daarvan gemiddeld onder de € 68,00 per PE punt vallen. De stelling van de KBvG om in dezen maar simpelweg weer gebaande paden te betreden en analoog daaraan te veroordelen is niet aan de orde. De stelling van financieel voordeel is niet onderbouwd en misplaatst. Toekomstige overtredingen zijn ook al niet aan de orde. Beklaagde is geen gerechtsdeurwaarder meer.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Uit de door partijen overgelegde stukken is voldoende komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarder over de periode 2019-2020 te weinig opleidingspunten heeft behaald. De gerechtsdeurwaarder heeft 14 punten behaald, terwijl dat er 18 hadden moeten zijn. Van een onjuiste berekening door de KBvG van het aantal te behalen punten is niet gebleken. De kamer acht de klacht daarom gegrond. Het door de gerechtsdeurwaarder gevoerde verweer doet niet af aan de verplichting die hij op grond van de Verordening heeft en kan niet leiden tot een ander oordeel.

4.3 In lijn met vaste jurisprudentie op dit punt, waaronder de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam ECLI:NL:GHAMS: 2008:BF2209, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder een boete van € 200,00 per niet behaald punt opleggen. De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet, in samenhang met de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de kosten van de procedure, die worden begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,00.

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van een geldboete ter hoogte van  
  • € 800,00 op, waarbij de in artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde termijn en de wijze waarop de boete moet worden voldaan door de kamer na het onherroepelijk worden van de beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder wordt medegedeeld;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,00, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.