ECLI:NL:TGDKG:2022:141 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/680864 / DW RK 20/107 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:141
Datum uitspraak: 06-09-2022
Datum publicatie: 08-09-2022
Zaaknummer(s): C/13/680864 / DW RK 20/107 LvB/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster klaagt over executoriale beslagen op panden die zijn gelegd in een periode van langer dan drie jaar geleden. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 september 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 25 februari 2020 met zaaknummer C/13/669494 DW RK 19/374 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/680864 / DW RK 20/107 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 8 juli 2019, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij brief met bijlage, ingekomen op 10 juli 2019. Bij verweerschrift, ingekomen op 20 augustus 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 25 februari 2020 heeft de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klaagster toegezonden. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 6 maart 2020, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft haar verzet aangevuld bij brieven met bijlagen, ingekomen op 11 februari 2021, 31 mei 2022 en 9 juni 2022. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 juni 2022 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 6 september 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op 21 juli 2008 een door de gemeente [  ] uitgevaardigd dwangbevel aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 17 augustus 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd op de in het proces-verbaal omschreven roerende zaken van klaagster.

-           Na verkoop van de betreffende panden heeft de gerechtsdeurwaarder op

28 mei 2015 een bedrag van € 17.902,93 ontvangen, waarna de zaak is afgerekend met de gemeente [  ] en het dossier is gesloten.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder onterecht executoriale beslagen op haar panden heeft gelegd en deze panden onderhands heeft verkocht. Klaagster eist tevens schadevergoeding van de gerechtsdeurwaarder.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.2 Klaagster klaagt over executoriale beslagen op panden die zijn gelegd in een periode van langer dan drie jaar geleden. Klaagster dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.3 Ten aanzien van het verzoek van klaagster om schadevergoeding dient zij zich tot de civiele rechter te wenden. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij terecht heeft geklaagd over het feit dat de gerechtsdeurwaarder onterecht executoriale beslagen op haar panden heeft gelegd en onderhands heeft verkocht, omdat de omgevallen boom in de tuin viel van een bewoner die illegaal door de gemeente in de woning van [  ] werd gehuisvest. De politie heeft medegedeeld dat indien bewoners geen toegang tot de woning verstrekken, het verboden is om in hun tuin zonder toestemming werkzaamheden uit te laten voeren. Op grond van het feit dat sprake is geweest van onrechtmatige daden vervalt de niet-ontvankelijkheidstermijn.

6.2 Klaagster heeft verder aangevoerd dat zij op 18 april 2011 onder dwang onder curatele is gesteld met de mededeling dat zij geestelijk gestoord c.q. handelingsonbekwaam is, op grond waarvan het verboden werd om rechtshandelingen te mogen verrichten. Klaagster verzoekt haar klacht op grond hiervan gegrond te verklaren.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klaagster ter zitting aangevoerde maken dit niet anders.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. L. Voetelink en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.