ECLI:NL:TGDKG:2022:139 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/699686 / DW RK 21/128

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:139
Datum uitspraak: 05-08-2022
Datum publicatie: 08-08-2022
Zaaknummer(s): C/13/699686 / DW RK 21/128
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Het overnemen van een vordering door de gerechtsdeurwaarder van een ander (gefailleerd) kantoor ontslaat hem niet van de verplichting de vordering (in het bijzonder de executiekosten) desgevraagd te specificeren, althans daar een poging toe te doen. Dit gaat des te meer een rol spelen als de executiekosten disproportioneel ogen ten opzichte van de hoofdsom én klager bij herhaling hierom verzoekt.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 5 augustus 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/699686 / DW RK 21/128 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 23 maart 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 30 april 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

24 juni 2022 alwaar de gemachtigde van zowel klager als de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 5 augustus 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij (verstek)vonnis van 11 juli 2018 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
  • Het vonnis is in eerste instantie door een andere gerechtsdeurwaarder dan de beklaagde gerechtsdeurwaarder betekend en ten uitvoer gelegd. Het gerechtsdeurwaarderskantoor van die (voormalige) gerechtsdeurwaarder is in maart 2020 gefailleerd. Het vonnis is daarna, in augustus 2020, aan de (beklaagde) gerechtsdeurwaarder ter hand gesteld.
  • Bij brief van 4 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder een specificatie van de vordering aan klager toegestuurd, bestaande uit de bedragen die vallen onder de posten hoofdsom titel (€ 2.634,95); rente conform titel berekend tot heden; proceskosten; betekening; executiekosten (€ 3.885,93); en nasalaris. Verder vermeldt de specificatie het door klager betaalde bedrag en het openstaande saldo.
  • Bij e-mail van 6 februari 2021 heeft (de gemachtigde van) klager de gerechtsdeurwaarder gevraagd om specificatie van het bedrag onder de post executiekosten (€ 3.885,93) en een specificatie van de berekende rente.
  • Op 12 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd met een verzoek om een machtiging van de gemachtigde van klager. Deze heeft (de gemachtigde van) klager verstrekt op 17 februari 2021.
  • Bij e-mail van 17 februari 2021 heeft klager geschreven dat “Volgens het document Overzicht betalingen blijkt dat er geen openposten zouden moeten zijn”. Klager schrijft in die e-mail verder – voor zover van belang – het volgende.

“Graag ontvang ik van u een totaaloverzicht met specificatie en bewijsstukken van de volgens u nog openstaande bedragen. Daarbij wil ik aantekenen dat er geen sprake kan zijn van executiekosten daar er in het geheel geen executiekosten zijn gemaakt (…).”

  • Op 24 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder nogmaals een specificatie gegeven van de bedragen die vallen onder de posten, zoals opgesomd in de brief van 4 februari 2021. De gerechtsdeurwaarder heeft daaraan het volgende toegevoegd.

“Ons inziens, kloppen alle kosten en bedragen en bent u hier tevens van op de hoogte gebracht destijds. Mocht u dit anders zien dan vernemen wij dat graag van u, onderbouwd met stukken waaruit dit blijkt. Tot die tijd zullen wij de vordering handhaven en de procedures voortzetten. (…)”

  • Per e-mail van dezelfde dag heeft klager – voor zover van belang – het volgende teruggestuurd.

“Onder protest heb ik vanavond de betaling gedaan. Protest, omdat ik het niet eens ben met de hoofdsom, renteberekening en executiekosten,
Graag ontvang ik van u alsnog een opgave/specificatie van de hoofdsom, rente en executiekosten.

Uiteraard ga ik er van uit dat het beslag op de woning wordt opgeheven en dat ik een bevestiging ontvang waaruit blijkt dat alle kosten zijn voldaan en het dossier financieel is afgehandeld.”

  • Bij e-mail van 1 maart 2021 schrijft klager – voor zover van belang – het volgende.

“(…) Op dit moment heb ik nog geen opgave/specificatie van de hoofdsom, rente en executiekosten mogen ontvangen waaruit onomstotelijk vaststaat hoe de bedragen opgebouwd zijn, noch een bevestiging waaruit blijkt dat het dossier is afgehandeld inclusief bewijsmateriaal.

Na een controle op de status van het dossier via de chat op uw website heb ik vernomen dat het dossier gesloten zou zijn en er geen beslag meer zou zijn op het onroerend goed. Na een controle bij het kadaster blijkt dit beslag er nog steeds op te staan. Derhalve verzoek ik u met klem om:

1. De gevraagde gegevens alsnog op te sturen

2. Het beslag op het onroerend goed per direct op te heffen
3. Mij te bevestigen dat de gegevens alsnog worden opgestuurd, het dossier is afgehandeld en het beslag op het onroerend goed van [klager] is opgeheven.”

  • Op 3 maart 2021 heeft (een medewerker van het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder gereageerd dat het niet mogelijk is om een kwijtschelding voor de rente aan te vragen. Op dezelfde dag heeft klager gereageerd dat hij niet heeft verzocht om een rentekwijtschelding en heeft klager nogmaals verzocht om een specificatie waaruit blijkt hoe de gevorderde bedragen zijn opgebouwd.
  • Bij e-mail van 10 maart 2021 heeft (een medewerker van het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder gereageerd met een verwijzing naar de e-mail van

24 februari 2021. Dezelfde dag heeft klager gereageerd dat deze e-mail geen inhoudelijk antwoord geeft op de drie vragen die klager in de e-mail van 1 maart 2021 heeft gesteld.

  • Op 15 maart 2021 heeft klager een klacht ingediend bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder over (kort gezegd) het niet inhoudelijk adequaat reageren op zijn brieven/e-mails van 17 februari 2021, 24 februari 2021,

1 maart 2021, en 10 maart 2021. Klager heeft daaraan het volgende toegevoegd.

“(…) De klacht kan opgelost worden door toezending van een juiste opgave met specificatie betreffende de opbouw van de openstaande posten met bewijsstukken danwel een antwoord op welk termijn ik de specificatie en bewijsstukken kan verwachten, waar na gezamenlijke vaststelling van de gegevens het teveel betaalde wordt teruggestort op de rekening vanwaar de (onder protest gedane) betaling heeft plaatsgevonden.
(…)”

  • Bij e-mail van 9 april 2021 heeft (een medewerker van het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de klacht van klager. In die e-mail staat – voor zover van belang – het volgende.

“(…) Tot op heden hebt u van ons geen bevredigend antwoord op deze vragen mogen ontvangen, ondanks dat u hier meerdere keren om hebt verzocht.
(…)
Uit de op 03 maart 2020 door [   ] aan u verzonden opgave blijkt immers dat er op dat moment nog een bedrag van € 3.392,10 open stond. (…)
Uit de door [   ] verzonden opgave blijkt dat er op dat moment een bedrag van € 3.881,71 aan executiekosten is gemaakt. Dit zijn dus kosten die door Groenveld zijn gemaakt. Een specificatie hiervan kunnen wij u niet verstrekken. Hoe deze kosten precies zijn opgebouwd is bij ons niet bekend, daar wij geen overige onderliggende stukken in ons bezit hebben. Deze kunt u eventueel opvragen bij de curator van [   ].
(…)”

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

1. niet voldoet aan het verzoek van klager om een specificatie en bewijsstukken van openstaande bedragen verstrekt;

2. niet adequaat reageert op meerdere verzoeken;

4. niet voldoet aan artikel 7 van de verordening KBvG Normen voor Kwaliteit;

7. niet voldoet aan artikel 9 van de verordening KBvG Normen voor Kwaliteit;

11. niet voldoet aan artikel 10 van de verordening KBvG Normen voor Kwaliteit;

16. een e-mail van klager aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder ongelezen heeft verwijderd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Dit is bepaald in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). In deze beslissing wordt beoordeeld of de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt treft in de zin van dat artikel.

4.2 Klager heeft de tuchtklacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Gelet op artikel 34 Gerechtsdeurwaarderswet is dat niet mogelijk. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen a, b, en c overweegt de kamer als volgt.

Uit het verloop (feiten) volgt dat klager vanaf 6 februari 2021 tot (in elk geval)

9 april 2021 een inhoudelijke reactie verlangde van de gerechtsdeurwaarder op zijn verzoek tot specificatie van de vordering; in het bijzonder van de executiekosten.

4.4 In de reacties van de gerechtsdeurwaarder (tot aan de e-mail van 9 april 2021) is niet ingegaan op de vraag van klager, dan wel is de vraag van klager verkeerd begrepen en dus onjuist beantwoord. Twee maanden nadat klager zijn vraag om specificatie van de vordering heeft gedaan komt op 9 april 2021 een reactie waarin de gerechtsdeurwaarder de vordering van enige toelichting voorziet, maar vervolgens aangeeft niet in staat te zijn een specificatie van de executiekosten te verstrekken omdat deze zijn gemaakt in de tijd dat het dossier nog in behandeling was van een andere gerechtsdeurwaarder wiens kantoor inmiddels is gefailleerd. De gerechtsdeurwaarder verwijst klager naar de curator van dit gefailleerde gerechtsdeurwaarderskantoor.

4.5 Naar vaste jurisprudentie hoeft de gerechtsdeurwaarder een vordering (titel) slechts marginaal te toetsen. In de praktijk betekent dit dat de gerechtsdeurwaarder dient te beoordelen of voldoende grond is om over te gaan tot het executeren van een vordering en tot welk bedrag. Dat geldt ook voor de kosten die op basis van dezelfde titel worden geïncasseerd. Bovendien dient een gerechtsdeurwaarder de in rekening gebrachte kosten desgevraagd te specificeren.

4.6 In deze zaak heeft de gerechtsdeurwaarder deze marginale toets ten aanzien van de kosten verzaakt en is hij niet in staat gebleken de herhaaldelijk gevraagde specificatie te verstrekken. Als een gerechtsdeurwaarder uiteindelijk desgevraagd verklaart ‘Hoe deze kosten precies zijn opgebouwd is ons bij ons niet bekend (…)’ is dat een volstrekt onvoldoende motivering. Dit tast de betrouwbaarheid en transparantie van het ambt en de daarin opererende gerechtsdeurwaarders aan[1]. De verwijzing van de klager naar de curator van het gefailleerde gerechtsdeurwaarderskantoor helpt de gerechtsdeurwaarder niet. Het had eerder op zijn weg gelegen om zelf (via zijn opdrachtgever, de andere gerechtsdeurwaarder, de curator, of anderszins) helderheid te verkrijgen voor klager, althans dat te proberen. Niet is gebleken dat daarvan sprake is geweest. De vraag rijst eveneens waarom de gerechtsdeurwaarder de gegeven toelichting niet (twee maanden) eerder aan klager kon melden. De communicatie van de gerechtsdeurwaarder naar klager liet wat dat betreft ook te wensen over. Tot slot zijn de te incasseren executiekosten op het eerste gezicht niet in proportie met de oorspronkelijke hoofdsom. De gerechtsdeurwaarder had zich hier rekenschap van moeten geven en desgevraagd moeten kunnen toelichten waarom incasso in dit geval, alles afwegend, toch proportioneel was.
 

4.7 De klachtonderdelen a, b, en c zijn terecht voorgesteld.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer dat klager niet heeft uitgelegd welk handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder in strijd is met artikel 9 van de verordening KBvG Normen voor Kwaliteit. Een tuchtrechtelijk verwijt kan in dit verband niet worden aangenomen.

4.9 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat artikel 10 van de  Verordening KBvG Normen voor Kwaliteit ziet op de afwikkeling van een dossier richting een opdrachtgever. De vraag is dus of klager, niet zijnde opdrachtgever, hierover kan klagen. Maar ook los daarvan heeft klager op 24 februari 2021 de vordering volledig voldaan en heeft de gerechtsdeurwaarder op 10 maart 2021 bevestigd de volledige betaling te hebben ontvangen en het dossier te hebben gesloten en afgewikkeld. Dit is op zichzelf genomen geen onredelijk termijn.

4.10 Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de kamer dat klager een afdruk heeft overgelegd van een (schijnbaar automatisch gegenereerd) e-mailbericht waarin staat dat een door klager verstuurde e-mail van 17 februari 2021 is verwijderd op

18 februari 2021. De gerechtsdeurwaarder ontkent dat de betreffende e-mail zou zijn verwijderd en stelt te hebben gereageerd op die e-mail. De kamer overweegt dat de

e-mail van 24 februari 2021 inderdaad als reactie op de e-mail van klager van

17 februari 2021 kan worden aangemerkt. Wat er precies is gebeurd kan in deze klachtprocedure (die zich niet leent voor nader onderzoek naar de feiten) niet worden uitgezocht. Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan op dit onderdeel niet worden vastgesteld.

4.11 Gelet op het overwogene onder 4.6 ziet de kamer aanleiding de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op te leggen.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet in samenhang gelezen met de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op totaal € 350,-, aan kosten van klager vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,- en kosten van verleende rechtsbijstand ad € 300,- (1 punt voor het klaagschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 150,-).Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.2 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdeel a, b. en c. gegrond;
  • verklaart klachtonderdeel d, e. en f ongegrond;
  • legt voor de gegronde klachtonderdelen aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 350,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. A.K. Mireku en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 augustus 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

[1] De visie van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders op de taak van de gerechtsdeurwaarder’ (https://www.kbvg.nl/over-de-kbvg/missie-en-visie)