ECLI:NL:TGDKG:2022:135 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/684730 / DW RK 20/252 LV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:135
Datum uitspraak: 15-07-2022
Datum publicatie: 04-08-2022
Zaaknummer(s): C/13/684730 / DW RK 20/252 LV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar, dan wel onzorgvuldig gehandeld door de beslagvrije voet vast te stellen zonder vooraf informatie bij klager op te vragen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 juli 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 12 mei 2020 met zaaknummer C/13/677437 DW RK 19/680 LvB/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/684730 / DW RK 20/252 LV/SM ingesteld door:

mr. [   ], in zijn hoedanigheid als bewindvoerder van [   ],

kantoorhoudende te Heerlen,

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ]

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mails met bijlagen, ingekomen op 24 en 25 december 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 maart 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 12 mei 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 mei 2020. Bij e-brief, ingekomen op 18 mei 2020 (bij het gerechtshof Amsterdam) en via doorzending ingekomen op 29 mei 2020 (bij de kamer), heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 mei 2022 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. De uitspraak is bepaald op 15 juli 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

2.1 Het verzet dient op grond van de wet te worden ingediend binnen veertien dagen na verzending van de brief met de beslissing van de voorzitter. De beslissing is verzonden bij brief van 12 mei 2020. De termijn is aangevangen op

13 mei 2020 en eindigde op 26 mei 2020. Het verzet is bij de kamer ontvangen op

29 mei 2020, dus buiten de termijn van veertien dagen, zodat klager om die reden in het verzet niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden.

2.2 De kamer overweegt echter dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De gemachtigde van klager heeft het verzetschrift naar het adres van Gerechtshof Amsterdam gezonden, waar het, binnen de termijn van 14 dagen, op 18 mei 2020 is ontvangen. Als de doorzending, ingevolge de doorzendplicht, tijdig was gedaan, was het verzetschrift van klager tijdig ontvangen door de kamer. De late ontvangst kan in dit specifieke geval klager niet worden aangerekend. Klager zal dan ook in het verzet worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is belast met een vordering van de Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep op [   ] (hierna: [   ]).
  • Bij (verstek)vonnis van de kantonrechter te Maastricht van 7 augustus 2019 is [   ]veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
  • Bij exploot van 19 augustus 2019 is het vonnis van 7 augustus 2019 aan [   ]betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
  • Op 26 november 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag onder de gemeente Heerlen gelegd ten laste van [   ].
  • Bij exploot van 3 december 2019 is het gelegde beslag betekend aan klager.
  • Bij e-mail van 3 december 2019 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de berekening van de beslagvrije voet.
  • Bij e-mail van 10 december 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om aanvullende stukken teneinde de juiste beslagvrije voet te kunnen berekenen.
  • Op 16 december 2019 is de beslagvrije voet aangepast. Hierop heeft klager bij e-mail van 16 december 2019 gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er - voor zover de kamer begrijpt - samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder beslag op het inkomen van [   ] heeft gelegd, zonder vooraf informatie bij klager op te vragen teneinde de beslagvrije voet op zorgvuldige wijze vast te stellen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.  

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in de aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt, nu hij het gewraakte beslag heeft gelegd. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 De beslagvrije voet kan eerst op de juiste manier worden berekend op het moment dat de gerechtsdeurwaarder beschikt over de benodigde bewijsstukken. In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder bij leggen van het loonbeslag op 26 november 2019 de beslagvrije voet toegepast aan de hand van de bij hem op dat moment bekende gegevens. Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder de benodigde bewijsstukken bij exploten van 19 augustus 2019 en 3 december 2019 heeft opgevraagd, maar niet heeft ontvangen. Niet gezegd kan dan ook worden dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Nadat de gerechtsdeurwaarder de gevraagde gegevens heeft ontvangen is de beslagvrije voet op 16 december 2019 herberekend en is het teveel geïnde bedrag teruggestort. Indien klager het thans niet eens is met de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet, dient hij zich te wenden tot de gewone rechter. Behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan hier niet is gebleken, is het niet aan de tuchtrechter hierover te oordelen.

4.4 Voor zover klager zich beklaagt over de kosten overweegt de voorzitter dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten berusten op door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders (Btag) neergelegde tarieven. Dat de kosten zijn opgelopen kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Het had op de weg van [   ] gelegen om tijdig tot betaling over te gaan. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat

1. het exploot van 3 december 2019 niet voorafgaand aan de beslaglegging is betekend en dat, daaraan voorafgaand , alleen het exploot van 19 augustus 2019 uitgebracht;

2. het exploot van 19 augustus naar [   ] is gestuurd in plaats van de bewindvoerder aangezien [   ] op die datum onder beschermingsbewind stond en de gerechtsdeurwaarder op hoogte had moeten zijn van het bewind aangezien [   ] in het curatele- en bewindsregister staat ingeschreven;

4. door de kamer ten onrechte is overwogen dat niet is gereageerd op het exploot van de gerechtsdeurwaarder van 3 december 2019;

7. de gerechtsdeurwaarder van te voren informatie had moeten opvragen om tot vaststelling van de beslagvrije voet te komen. Dit vloeit voort uit zijn wettelijke plicht en maatschappelijke verantwoordelijkheid;

11. de gerechtsdeurwaarder onterechte kosten heeft gemaakt. De gemaakte kosten zijn buitenproportioneel en geheel zonder noodzaak gemaakt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan om die reden niet worden ontvangen in zijn klacht als vermeld onder a en b van de gronden van het verzet.

7.2 Ten aanzien van het overige in verzet aangevoerde overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M.C.M. Hamer en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

15 juli 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.