ECLI:NL:TGDKG:2022:130 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/713845 / DW RK 22/68 MdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:130
Datum uitspraak: 17-06-2022
Datum publicatie: 18-07-2022
Zaaknummer(s): C/13/713845 / DW RK 22/68 MdV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verlof tot leggen van conservatoir beslag was verleend voor het perceel op nr. 5. Dat betekent dat de gerechtsdeurwaarder niets te zoeken had op nr. 7. Hij heeft daarmee het grondwettelijk huisrecht van klager overtreden. De kamer is verder van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder een onjuiste rechtsopvatting heeft waar het gaat om zijn bevoegdheden om conservatoir beslag te leggen. Dit blijkt uit de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder ten tijde van het leggen van het beslag en zijn e-mail aan klager waarin de gerechtsdeurwaarder opmerkt dat hij op grond van het bepaalde in artikel 444 Wetboek van Rechtsvordering toegang heeft tot elke plaats. De bevoegdheden van de gerechtsdeurwaarder worden begrensd door de beschikking van de voorzieningenrechter. Aangezien het leggen van beslag en het daartoe betreden van percelen en/of woningen tot de kernwerkzaamheden van een gerechtsdeurwaarder behoren, rekent de kamer deze onjuiste rechtsopvatting de gerechtsdeurwaarder zwaar aan. De kamer ziet aanleiding een boete en een berisping op te leggen. 

Beslissing van 17 juni 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 1 februari 2022 met zaaknummer C/13/704350 / DW RK 21/293 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/713845 / DW RK 22/68 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 4 juli 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 13 augustus 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 1 februari 2022 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 13 februari 2022, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 mei 2022 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 17 juni 2022.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant te Den Bosch van 15 juni 2021 is de Stichting [..] verlof verleend tot beslag tot afgifte en gerechtelijke inbewaringstelling van twee honden.

-          op 21 juni 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder een bezoek gebracht aan het perceel van klager teneinde conservatoir beslag te leggen.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder, ondanks dat hem meermalen de toegang tot het betreffende perceel is verboden, een verkeerd perceel heeft betreden met als gevolg dat de fokhond van klager is gestolen dan wel verduisterd.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 De voorzitter stelt vast dat in het verzoek tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte van zaken van 14 juni 2021 is aangegeven dat de betreffende honden zich bevinden op of bij het adres [..] 5. Uit het verweerschrift blijkt dat de gerechtsdeurwaarder op 21 juni 2021 heeft getracht beslag te leggen op de betreffende honden op het adres [..] 5. De broer van klager heeft de gerechtsdeurwaarder toegang verleend tot het woonhuis en de bij de woning behorende schuur. De gerechtelijke bewaarder werd geen toegang tot de schuur verleend. Omdat de honden waarvoor de gerechtsdeurwaarder gekomen was niet in de woning dan wel schuur werden aangetroffen, is de gerechtsdeurwaarder naar de naastgelegen woning gegaan waarbij de gerechtsdeurwaarder toegang werd verleend tot de woning alsmede de aangelegen oude stalschuren. De gerechtsdeurwaarder stelt dat hij dacht dat de naastgelegen woning bij de woning aan het adres [..] 5 behoorde. De voorzitter overweegt dat de gerechtsdeurwaarder had kunnen weten dat de naastgelegen woning niet hetzelfde huisnummer had als het adres [..] 5, ook al waren de woningen gemakkelijk via een pad over en weer te bereiken. De gerechtsdeurwaarder was op grond van het verlof dan ook niet bevoegd om de nabijgelegen woning te betreden om beslag te leggen. Nu de betreffende honden niet werden aangetroffen en dus ook niet in beslag zijn gelegd, is klager hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Dat de gerechtelijke bewaarder kennelijk een hond zou hebben opgepakt die daar toevallig liep en aan haar chauffeur heeft gegeven kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Klager heeft hiertoe terecht aangifte gedaan bij de politie.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd.

5.1 de gerechtsdeurwaarder heeft zich onder valse voorwendselen toegang verschaft tot het perceel op nummer 7, terwijl hem duidelijk was gezegd dat dit een ander perceel was. De hond die is meegenomen, liep niet rond maar is meegenomen uit een met een schuifdeur afgesloten deel van de schuur. De gerechtsdeurwaarder is verantwoordelijk voor het betreden van het perceel door de gerechtelijk bewaarder.

5.2. De gerechtelijk bewaarder had de functie van bewaarder. Dit betekent dat zij na het in beslag nemen de goederen moet bewaren maar dat betekent niet het opsporen van de in het verlof omschreven zaken. De gerechtsdeurwaarder heeft de bewaarder meegenomen op het perceel onder het voorwendsel dat zij tevens expert zou zijn.

5.3 Het verlof tot inbeslagname is vooraf niet aan de op het perceel aanwezige persoon ingezien of afgegeven. Dit is niet zoals het hoort.   

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan niet worden ontvangen in zijn klachten als vermeld onder 5.2 en 5.3.

6.2 Met betrekking tot de klacht als vermeld onder 5.1 overweegt de kamer het volgende.

Uit de beschikking van 15 juni 2021 blijkt dat verlof is verleend voor het leggen van beslag op het adres [..] 5 te [..]. Onder punt 24 van het verzoek van 14 juni 2022 dat tot die beschikking heeft geleid, is vermeld dat de (een van de) hiervoor aangeduide roerende zaak (zaken) zich bevindt/bevinden te [..] op of bij het adres [..] 5. Voor de gerechtsdeurwaarder had duidelijk moeten zijn dat het verlof uitsluitend was verleend voor het adres [..] 5. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder op perceel [..] 7 niets te zoeken had in het kader van de uitvoering van zijn opdracht.

De stelling van de gerechtsdeurwaarder dat niet duidelijk was dat de woning van klager op een ander perceel dan  nummer 5 lag, wordt door klager betwist. Tijdens de zitting is de site google maps geraadpleegd en heeft klager de situatie ter plaatse toegelicht. Uit die site en de toelichting blijkt duidelijk dat sprake is van twee herkenbare van elkaar gescheiden percelen. Beide hebben namelijk een eigen inrit en zijn gescheiden door een erfafscheiding. Dat de vriendin van klager toestemming zou hebben gegeven voor het betreden van het perceel op nummer 7 en de woning van klager, leidt evenmin tot het oordeel dat de gerechtsdeurwaarder gerechtigd was zich daar te vervoegen ten behoeve van het leggen van conservatoir beslag. De gerechtsdeurwaarder heeft door toch het perceel met nummer 7 te betreden het huisrecht van klager, neergelegd in artikel 12 van de Grondwet, overtreden.

6.3 In de bestreden beslissing is overwogen dat de klacht kennelijk ongegrond is omdat klager niet in zijn belang is geschaad. Dit is echter niet het juiste criterium. Getoetst moet worden of de gerechtsdeurwaarder in strijd met artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet heeft gehandeld. In dat verband staat ter beoordeling of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van voormeld artikel oplevert. Naar het oordeel van de kamer is dit gelet op het onder punt 6.2 overwogene het geval. De klacht is ook niet van onvoldoende gewicht. De klacht is daarom gegrond.

6.4 De kamer is verder van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder een onjuiste rechtsopvatting heeft waar het gaat om zijn bevoegdheden om conservatoir beslag te leggen. Dit blijkt uit de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder op 21 juni 2021 en zijn e-mail aan klager van 25 juni 2021 waarin de gerechtsdeurwaarder opmerkt dat hij op grond van het bepaalde in artikel 444 Wetboek van Rechtsvordering toegang heeft tot elke plaats. De bevoegdheden van de gerechtsdeurwaarder worden immers begrensd door de beschikking van de voorzieningenrechter. Aangezien het leggen van beslag en het daartoe betreden van percelen en/of woningen tot de kernwerkzaamheden van een gerechtsdeurwaarder behoren, rekent de kamer deze onjuiste rechtsopvatting de gerechtsdeurwaarder zwaar aan. De kamer ziet daarom aanleiding tot het opleggen van twee maatregelen, namelijk een berisping en een boete.

6.5  De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

6.6 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

6.7 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:             

  • verklaart klachtonderdeel 5.1 gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • legt de gerechtsdeurwaarder tevens de maatregel op van een geldboete van
    € 500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,-, te betalen na onherroepelijk worden van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, na onherroepelijk worden van deze uitspraak;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.