ECLI:NL:TGDKG:2022:13 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/694763 DW RK 20/627 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:13
Datum uitspraak: 28-01-2022
Datum publicatie: 22-02-2022
Zaaknummer(s): C/13/694763 DW RK 20/627 MdV/SM
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Kamer ziet af van het opleggen van een maatregel. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster in een vroeg stadium al kunnen helpen aan de specificaties die zij heeft willen hebben, maar heeft dit niet gedaan. Klaagster is daaromtrent ook nog eens verkeerd geïnformeerd door de gerechtsdeurwaarder.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/694763 DW RK 20/627 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

gemachtigde: [    ],

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 17 december 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (een medewerkster van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 24 februari 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 december 2021 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is nader bepaald op 28 januari 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is belast met twee ten laste van klaagster gewezen vonnissen van de kantonrechter te Den Haag van 14 juni 2005 en 19 juli 2006.
  • Bij brieven van 7 maart 2018 en 4 april 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een specificatie van de openstaande vorderingen verstrekt met het verzoek tot betaling van de verschuldigde bedragen over te gaan.
  • Bij e-mail 17 december 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster desgevraagd een specificatie van de openstaande vordering gestuurd. Hierop heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht om haar de complete dossiers te sturen.
  • Bij e-mail van 23 december 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder een overzicht van de twee openstaande dossiers verstrekt.
  • Bij e-mails van 15 mei 2020 en 6 oktober 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster desgevraagd een specificatie van de openstaande vorderingen verstrekt.
  • Op 7 oktober 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder het verzoek van de opdrachtgever ontvangen om de executiekosten te specificeren. De opdrachtgever heeft de specificatie van de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 25 november 2020 aan klaagster toegezonden.
  • Bij e-mail van 24 november 2020 heeft klaagster onder meer verzocht om een overzicht van alle inhoudingen per dossier, alsmede een specificatie van alle kosten en rente, nu zij onder meer een verschil (van € 1.074,26) heeft opgemerkt.
  • Bij  e-mail van 26 november 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op het vermeende verschil,  een overzicht verschaft van de verdeelkosten en voor de (doortellende) rente verwezen naar het vonnis.
  • Bij e-mail van 2 december 2020 heeft klaagster opnieuw een overzicht verzocht van wat er aan kosten en rente is berekend per jaar (vanaf juni 2005).
  • Bij e-mails van 8 december 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder opnieuw gerefereerd aan de verdeelkosten. Bij e-mail van 9 december 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder laten weten  niet te kunnen voldoen aan het verzoek van klaagster en opnieuw verwezen naar de inhoud van beide vonnissen ten aanzien van de rente.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

  1. geen specificatie per dossier geeft over alle in rekening gebrachte (executie)kosten en rente, ondanks meerdere verzoeken hiertoe;
  2. geen openheid van zaken geeft.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een medewerker van een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:2450), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klaagster kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat uit de overgelegde producties blijkt dat klaagster de gerechtsdeurwaarder eerst bij e-mail van

24 november 2020 heeft verzocht om een overzicht van alle inhoudingen per dossier,  alsmede een specificatie van alle kosten en rente. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 9 december 2020 aangegeven niet aan het verzoek van klaagster te kunnen voldoen. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster hiermee verkeerd geïnformeerd.

4.4 Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde productie van 24 februari 2021 blijkt het wel mogelijk klaagster van een dergelijk overzicht te voorzien. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting erkend dat de communicatie met klaagster op dat punt onjuist is verlopen. Het uitdraaien van een dergelijk overzicht is een kleine moeite en de gerechtsdeurwaarder betreurt dan ook dat dit niet veel eerder is gebeurd. Het betreft echter een omissie en dat zal intern worden opgepakt.

4.5 Dat klaagster tot na indiening van een klacht bij de kamer heeft moeten wachten om het inzicht te krijgen waar zij recht op heeft, nadat haar eerder verteld is dat aan haar verzoek niet voldaan kon worden, is geen juiste gang van zaken, waarvoor de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is.. Dit klachtonderdeel is dan ook terecht voorgesteld.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer dat klaagster haar stelling niet nader heeft onderbouwd. Dit klachtonderdeel dient om die reden als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.7 De kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is en acht geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan. Uit het dossier rijst namelijk ook het beeld dat de gerechtsdeurwaarder wel steeds heeft gereageerd op klaagsters verzoeken. De kamer acht daarom aannemelijk dat sprake is geweest van een omissie en niet van het opzettelijk onthouden van informatie. Dat neemt niet weg dat een dergelijke omissie niet vaker mag voorkomen, maar de kamer vertrouwt op de mededeling van de gerechtsdeurwaarder dat hij binnen zijn kantoor stappen heeft genomen om herhaling te voorkomen.

4.8 Omdat de kamer de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klaagster betaalde griffierecht (€ 50,00) aan haar dient te vergoeden.

4.9 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en ziet af van het opleggen van een
    maatregel;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klaagster van haar kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.