ECLI:NL:TGDKG:2022:121 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/712656 / DW RK 22/22 MdV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:121
Datum uitspraak: 22-06-2022
Datum publicatie: 23-06-2022
Zaaknummer(s): C/13/712656 / DW RK 22/22 MdV/WdJ
Onderwerp: KBvG
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft niet de benodigde PE-punten behaald. Klacht gegrond, boete opgelegd en veroordeling in de proceskosten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 juni 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/712656 / DW RK 22/22 MdV/WdJ ingesteld door:

Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) ,

gevestigd te Den Haag,

klaagster,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 18 januari 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 15 maart 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 mei 2022 alwaar de gemachtigde van klaagster is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is, met kennisgeving, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 22 juni 2022.

2. De feiten

-     Uit artikel 5 lid 1 van de Verordening Beroepsstage & Permanente educatie KBvG (hierna: Verordening) volgt dat ieder lid van de KBvG verplicht is zich zodanig te scholen en bij te scholen op juridisch en vakinhoudelijk gebied, op het gebied van het ondernemerschap van de gerechtsdeurwaarder, op het gebied van juridische dienstverlening en op alle overige gebieden die de vakbekwaamheid kunnen bevorderen, dat het lid beschikt over de kennis die noodzakelijk is voor een goede beroepsuitoefening.

-     Aan de in voornoemd artikel 5 neergelegde verplichting is voldaan als een lid binnen een tijdvak een door het bestuur van de KBvG vast te stellen minimum aantal opleidingspunten heeft behaald (artikel 6 Verordening). In dit geval betreft het tijdvak 2019-2020, waarin de (beklaagde) gerechtsdeurwaarder minimaal dertig opleidingspunten diende te behalen.

-     Bij e-mail van 28 juli 2021 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder een PE-overzicht toegezonden, waaruit blijkt dat de gerechtsdeurwaarder in het tijdvak 2019-2020 te weinig punten heeft behaald.

-     Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 30 augustus 2021 gereageerd.

3. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder zich niet te hebben gehouden aan de uit de Verordening voortvloeiende verplichting om de benodigde aantal PE-punten voor het tijdvak 2019-2020 te behalen. 

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat hij al 14 jaar jaarlijks een planning maakt voor het bijwonen van cursussen en hij zich daarvoor ook netjes inschrijft. Ten gevolge van de COVID-19 pandemie is  een aantal cursussen waarvoor de gerechtsdeurwaarder zich heeft ingeschreven geannuleerd. De gerechtsdeurwaarder is als gevolg hiervan het zicht op de planning en de te behalen aantal punten verloren. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder (en zijn hele gezin) in april 2020 het Corona-virus opgelopen en volgde een maandenlange revalidatie. Het was voor de gerechtsdeurwaarder voor het tijdvak 2019-2020 in het geheel niet mogelijk om cursussen te volgen, ook niet online. De gerechtsdeurwaarder heeft verder aangevoerd dat klaagster in het geheel niet heeft gereageerd op zijn e-mail van 30 augustus 2021, waarin de gerechtsdeurwaarder heeft aangegeven dat hij het zicht op het te behalen aantal punten vanwege de coronapandemie is verloren en hij ervan uitgaat dat hem een bepaalde periode gegund wordt om het aantal punten alsnog te behalen.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Niet in geschil is dat de gerechtsdeurwaarder over de periode 2019-2020 21,5 opleidingspunten heeft behaald, terwijl dat er 30 hadden moeten zijn. De kamer acht de klacht daarom gegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft niet voldaan aan zijn wettelijke verplichting. Klaagster is op grond van artikel 9 van de Verordening Beroepsstage & Permanente Educatie gehouden een klacht bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders in te dienen indien een gerechtsdeurwaarder in een tijdvak onvoldoende opleidingspunten heeft behaald, dan wel een verplicht gestelde vorm van onderwijs zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid ten onrechte niet heeft gevolgd, behoudens in de bij reglement bepaalde gevallen. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om ontheffing te vragen indien het voor hem, vanwege ziekte door het Corona-virus, onmogelijk was om de benodigde PE-punten te behalen. Niet gesteld of gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder dit heeft gedaan. Ten aanzien van de tijdelijk minder aangeboden cursussen in het begin van de Corona-crisis hebben alle gerechtsdeurwaarders drie maanden extra de tijd gekregen om toch aan het vereiste aantal opleidingspunten te kunnen komen, ook de gerechtsdeurwaarder, waarbij bovendien voldoende cursussen ook digitaal werden aangeboden, waardoor een mogelijke quarantaine of isolatie als gevolg van COVID-19 niet meteen een belemmering hoefde te zijn om toch aan cursussen deel te nemen. 

5.3 De kamer ziet aanleiding tot het opleggen van na te noemen maatregel. Ingegeven door vaste jurisprudentie op dit punt, waaronder de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam ECLI:NL:GHAMS: 2008:BF2209, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder een boete van € 200,00 per niet behaald punt opleggen. De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet, in samenhang met de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de kosten van de procedure, die worden begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,00.

5.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van een geldboete ter hoogte van

€ 1.700,00 op, met aanzegging dat de kamer de ex artikel 43 lid 5 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde termijn en de wijze waarop de boete moet worden voldaan, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder zal mededelen;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,00, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarder te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. C.W.D. Bom en

mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.